Beste Lezer,
In mijn vorige brief had ik het over de dame aan haar deur, en hoe ze vond dat iedereen er zelf maar wat van moest maken.
Niet iedereen was opgezet met haar woorden.
‘Zij heeft makkelijk praten’, opperde een lezer, ‘zij heeft haar leven al gehad en kan nu rustig naar de bomen kijken.’
Een ander vond dan weer dat de dame wel ergens gelijk had, maar dat er ook mensen zijn die het erg moeilijk hebben. ‘Neem nu die arme studenten en jongeren. Die dame ziet wellicht niet dat alle horecazaken gesloten zijn, zij komt niet in de stad.’
Net vandaag zag ik in de krant een artikel waarin ouderen stellen: ‘Wij hebben een zwaar leven gehad en maar weinig toekomst meer, we verlangen nog naar iets beters dan eenzaam zijn.’ En op een andere pagina las ik over de gesloten cafés en restaurants die dreigen failliet te gaan. Lezer, ik begrijp alle opmerkingen en berichten wel, en tegelijk vraag ik me af of het zin heeft om een wedstrijdje ‘Wie is de meest beklagenswaardige van het land?’ te houden. Of beter nog: van de wereld.
Trouwens, ik kan nog wel wat groepen bedenken die aan de wedstrijd willen deelnemen: allen die werkloos zijn, of niet weten hoe hun schulden af te betalen, de huishoudhulpen die dagelijks bij mensen aan huis komen, de mensen in de fabrieken die niet online kunnen werken en iedereen die het bordje ‘gesloten’ aan de deur heeft hangen.
Wie wil niet eens ventileren hoe zwaar het allemaal is, hoe diep het in het vel snijdt?
De vraag blijft echter of de mensheid, wie het ook is, geholpen is met het slachtofferschap.
Dat doen we toch ook niet met vluchtelingen, met mensen die een zware diagnose krijgen of ander onheil meemaken. We luisteren met mededogen naar hun verhaal, tonen begrip - maar hoe gaat het dan verder? Neem nu het Syrische gezin hier om de hoek. Enkele jaren geleden waren zij op de vlucht, alles kwijt, familie ver weg. Sindsdien hebben ze een hele weg afgelegd, hier en daar was er wat hulp maar veel hebben ze zelf gedaan: een taal leren, proberen integreren, kinderen naar school laten gaan, werk zoeken. De ouders waren in hun land bijna afgestudeerd aan de universiteit, nu is de man taxichauffeur: ‘Ik offer mijn carrière op om geld te verdienen voor mijn gezin, mijn vrouw kan hier verder studeren en de kinderen ook.’ Gelukkig was er een handvol mensen dat zich om hen bekommerde en hen vroeg: ‘Wat kunnen we voor jullie doen?’ Ja: ze dragen hun pijn en frustratie mee, ja: er blijft een zekere nostalgie naar het leven van vroeger (het leven is niet meer hetzelfde), een zekere hoop ook op ‘ooit teruggaan’. En toch zijn ze hier begonnen aan een nieuw leven. Het lijkt hen stilaan te lukken.
Misschien denkt u nu, lezer: ‘Maar dat is toch iets helemaal anders dan wat wij meemaken!’
Het is anders, zeer zeker, maar ergens ook weer niet.
Mvg,
Frauke J.