Beste Lezer,
Ik heb groot nieuws: lang dacht ik de enige te zijn die nog aan de deur op de uitkijk staat en een praatje maakt met mensen, maar niks is minder waar! Onlangs logeerde ik in een andere stad. Ik wandelde door een nauw straatje waar slechts één auto en één voetganger tegelijk door kunnen en daar zag ik mijn mannelijke evenknie. Hij had het werkelijk gezellig gemaakt met een tafeltje voor twee en een tas koffie, de poes zat rustig in het deurgat en hield alles in het snotje. Regelmatig passeerde een auto maar dat kon de man niet deren, hij dronk rustig zijn koffietje in de zon. Verbaasd vroeg ik hem of hij geen schrik had dat de poes onder een auto zou belanden, toen ik prompt mezelf tegen de gevel moest drukken omdat een vrachtwagen het straatje in manoevreerde. De man was er gerust in en had alle vertrouwen in zijn kat. ‘Ze kent het verkeer beter dan wij! En ze gaat hoogstens tot het eind van de straat’, zei hij, ‘en door mijn kat leer ik bijzonder veel mensen kennen’. Een wijsheid waar ik zelf nog niet opgekomen was.
In de loop van ons gesprek begreep ik dat het allemaal was begonnen tijdens een lange ziekte. Die weken, maanden was de man veel alleen en een tuin had hij niet.
‘Ik ben begonnen met mijn deur open te zetten, en toen ik weer wat op de been was ging ik af en toe in het deurgat zitten en nu ik beter ben maak ik hier mijn eigen terras.’ ‘Er komen hier dagelijks verdwaalde reizigers langs en intussen ben ik een volleerde stadsgids, ik vertel allerlei bijzonderheden over de stad die ze nergens anders te horen krijgen. Maar het eerste gespreksonderwerp is altijd mijn kat.’
Ik bedacht dat het een bijzonder slimme manier was om de eenzaamheid te doorbreken en contacten te leggen in een stad.
Misschien wordt het stilaan tijd dat ik ook een kat houd, bedacht ik.
Het dier zat vadsig in het deurgat en liet zich gewillig fotograferen door verloren gelopen toeristen.
Mvg
Frauke J.