Comment

Gedichtenweek: Brieven aan Rainer Maria Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke(4)                                    Leuven, zondag 28 januari2018

 

Dierbare R. Maria R.,

Aber unter allen

war ich einzig allein;

und lieB ich meine Lieder fallen:

sie verrollten wie lose Korallen

weit im Abend hinein’

(R.M.R)

 Zovele keren in ons leven overvalt ons dat vreemde gevoel dat u  ‘Ungeborgenheit und Verlassenheit’ zou noemen. Soms bekruipt het ons midden in een mensenmassa of op een feest. Op die kleine momenten voelen we slechts het sentiment van alleen zijn.

U beschrijft echter ook dat diepe gevoel dat zich vertaalt in ‘weit im Abend hinein’ waarin de alleenheid de wijdse vorm van een avond aanneemt. De avond die synoniem kan zijn voor einde van de dag, voor duisternis, voor levensavond…

Wie of wat kan ons redden in deze grote alleenheid?

Wie of wat zal ons troosten bij het ervaren van het grote gevoel, dit onverwachte mysterie?

Genegen groet,

c.s.

 

Comment

Comment

Gedichtenweek: Brieven aan Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke (3)                                      Leuven, zaterdag 27 januari 2018

 

Dierbare Rainer Maria R.,

 

‘Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.

Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,

wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben

und wird in den Alleen hin und her

unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.’

(R.M.R)

Een passage uit een ontroerend gedicht van u. Liefst willen we ons veilig geborgen weten en dit voor altijd en eeuwig.  Het is pas in confrontatie met de heftigheid van het grote afscheid dat we ons pijnlijk bewust worden van onze eigen nietigheid. We ontkomen er niet aan deze veilige plek ooit in te ruilen voor dat grote onbekende. Wanneer we dit beseffen slaat de koude ons om het hart. Het is hier dat het ontheemde gevoel, noem het Heimatlosigkeit of Sehnsucht, de kop opsteekt en dat we ons verlaten weten.

Het is de kunst om in die spanning, tussen zichzelf bevrijden en openbaren en het weet hebben van de begrenzing van het leven, te kunnen leven. Dit weten zet de dichter er toe aan om te dichten. ‘Irgendwo auf der Welt…wohnen zu dürfen und dichten können’.(R.M.R)

Dit weten zet elke mens ertoe aan zijn talenten ten volle te benutten, ze te gebruiken als een veilig huis waarin hij, in afwachting, zich geheel geborgen weet.

U zeer nabij,

c.s.

 

Comment

Comment

Gedichtenweek : Brieven aan Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke (2)                   Leuven, vrijdag 26 januari, 2018

 

Beste Rainer Maria,

 ‘..verwacht het antwoord op uw vragen niet van buiten, vragen die u alleen met uw meest innerlijke gevoel in uw stilste uur misschien kan beantwoorden’(R.M.R).

In een brief geeft u de jonge dichter de raad de blik niet op de buitenwereld te richten maar te kijken met ‘de ogen van een kind, naar iets vreemds, vanuit de diepte van je eigen wereld de weidsheid van je eigen eenzaamheid…’

Het is een moeilijke boodschap voor wie zich vandaag beweegt in een sterk veranderende wereld en onderhevig is aan veel prikkels van buitenaf.

‘..in ons stilste uur en van de wereld weg…’ Deze woorden versta ik niet als ‘trek u van de wereld niets aan’ ; ik vermoed dat u met deze woorden aangeeft dat de dichter zich af en toe van het dagdagelijkse moet ontdoen en dat stilte daarvoor een noodzaak is. Een stilte die nodig is om bij zichzelf te blijven, waardoor er ruimte ontstaat om iets te maken. Een creatie die zichzelf niet voorbij loopt maar uit de dichter zelf, die in de wereld van nu leeft, geboren wordt.

U zeer genegen,

c.s.

Comment

Comment

Gedichtenweek: Brieven aan Rilke

Brief aan Rainer Maria Rilke (1)                                    Leuven, donderdag 25 januari, 2018

 

Geachte Heer Rilke,

Een brievencorrespondentie met u inspireert me tot nadenken over poëzie en dichterschap in uw tijd en de mijne.

U weet na al die jaren jong en oud nog altijd te ontroeren. De tijd lijkt op u geen greep te hebben. Het is alsof uw werk doordrongen is van een mysterie dat ons meevoert naar een niemandsland waar we ons niet langer vasthouden aan dagdagelijkse gewoontes. U verlaat de routines, de zekerheden,van elke dag  en uw poëzie voert ons naar onbekende gebieden. Dat voelt wat onveilig aan en toch vertrouw ik op uw woord.

Aan de jonge dichter geeft u de raad:

..beschrijf uw verdriet en uw verlangen, uw vluchtige gedachten en het geloof in schoonheid- beschrijf dit alles met een innige, stille en deemoedige oprechtheid, en gebruik om u uit te drukken de dingen uit uw omgeving, de beelden uit uw dromen en herinnering.…uw eenzaamheid zal toenemen, een in schemerduister gehulde woning worden waaraan het lawaai van de ander ver voorbij gaat..’(R.M.R)

 Uw aanwijzingen tonen de bijzondere bestemming van de mens maar tegelijk ook het pijnlijke lot: wanneer de mens de uitgesleten paden durft te verlaten ervaart hij de omgeving intens maar is hij tegelijk alleen en bewust van zijn eindigheid.

 U hebt taal gevonden om het onuitsprekelijke te verwoorden of net mysterie te laten.Het is deze alleenheid die noodzakelijk is om te overleven, te creëren en werkelijk te zijn.

U zeer genegen,

c.s.

 

 

Comment

Comment

Beste Maurice

Aan Maurice Gilliams, Leuven, januari 2017

Beste Maurice,

‘In ons stilste uur en van de wereld weg’ (R.M.R) Rilkezag het als de opdracht van de dichter om zich ver van het wereldgedruis te houden.

Het is geen romantisch gewauwel maar een nuchtere vaststelling dat vandaag deze verzuchting ook nog aan de orde is.

Is en blijft het niet de opdracht van de dichter om een innerlijke dialoog te voeren in de hoop, via het woord, een andere werkelijkheid te bereiken ? Dit anders waarnemen is een traagzaam verwonderen een anders kijken naar die werkelijkheid. Het heeft met het derde oog te maken. Het is niet boven de mensheid uit tornen, soms is het net een er middenin staan. Door te vertrekken vanuit innerlijkheid en afstand is het een anders kijken naar zichzelf, de omgeving en de grote wereld.

In uw dagboeknotities schrijft u: ‘Ik wilde dat ik voortaan zwijgende verzen kon schrijven en hun zwijgen ware voor mij zo obsedant om horen als het gonzen van het bloed in mijn slapen.’ (M.G.) Wanneer het gedicht niet van binnenuit geboren wordt heeft het geen ziel. U zegt dat uw werk niet buiten de ziel om kan bestaan. Een woord, een zin dringt zich op roert en keert soms maanden. Na een tijd schuiven meer en meer woorden zich tot zinnen. Slechts langzaam komt het zich binnenin gevormde naar buiten. Prutsen noem ik het heen en weer schuifelen en schaven aan woordmateriaal. Snelheid en haast maken plaats voor een ambachtelijk traagzaam werk. De lettertekens worden uit ‘iets’ geboren.

Of in uw woorden ‘ …wij lopen zoekende rond. Wij lopen…een schim zoekende in onszelf op zoek naar het verlangen een evenwicht te herstellen. Op zoek naar het verlangen geheel te zijn.

Is het niet de diepste betrachting van elke mens te verlangen naar ‘geheel zijn’ , te verlangen naar volledigheid ? Vandaag vertalen we dat als op zoek zijn naar ‘Geluk’. Dat geheel zijn is zo alles omvattend en tegelijk zo ongrijpbaar zo ‘vol’ en ‘ledig’, dat maakt het in onze ogen juist zo ver weg.

Gemakkelijk vallen wij uiteen in de versnipperde bezigheden van de dag en de verlokking van een aanbod aan dichtbije dingen te doen. Wij houden ons onledig in afwachting van het vinden van vervulling.

Wie is de dichter dan?

Het is een vraag die ons ook vandaag nog bezig houdt. Ik droom en hoop dat de dichter de tijd kan doorstaan, dat de dichter elke trend en hype kan doorstaan. Het dichten istijdloos het overstijgt het dagdagelijkse ,het hier en nu.

U ziet de dichter niet als een vluchter in het dagdagelijkse maar ook niet als een uitvinder van dromen. U ziet hem eerder als iemand die bezig is met zelfinkeer dit als reactie op de onvoltooidheid van de buitenwereld.

Ik begrijp dat deze zelfinkeer met de ziel te maken heeft. Wat niet wil zeggen dat het lichaam geen rol speelt.

Het zoeken naar geheelheid blijft voor mij een zeer fascinerende opdracht voor de dichter, elke mens, de moeitewaard om na te streven.

Volgens u is de opdracht van de dichter niet benijdenswaardig. Ik citeer u:

‘op de innerlijke reis belandt de dichter beurtelings in duistere krochten en dan weer is er die bijzondere stralingwanneer je vanuit het duister weer in het licht komt. Het tragische en het zalige dat ons beurtelings verlamt en dan weer voortstuwt met een grote passie. Terugkerend vanuit de innerlijke verstilling kunnen wij er niet onderuit iets van onze reis te vertellen.’ (M.G. )

Net zoals het moeilijk is voor een reiziger om in zijn reisverhaal verder te gaan dan de uiterlijke feiten is het voor de dichter moeilijk om iets van de gloed uit de innerlijke reis over te brengen. Het is moeilijk om het woord geen egotrip te laten zijn maar een toonaard te vinden waardoor mensen zich geraakt voelen door dit woord.

Hoe kouder de plek waarop deze innerlijke gloed terecht komt, hoe minder kans dat we er ons aan warmen of een beetje verbranden.

Warme groeten,
Chantal Sap

 

Comment