Beste lezer,
Er is ons gezegd: ‘mix de generaties niet’ wanneer een onbekend virus rondwaart in de wereld. Het is wellicht een slimme maatregel om de meest vatbaren, de ouderen, te beschermen.
Zodoende wandel ik in mijn ééntje wat rond in bijna verlaten straten. Bijna, zeg ik, want daarnet passeerde mij een gehaaste jonge vrouw met kinderkoets, ze stak de straat over.
Hoe lang zullen de generaties zich niet mixen? Weken? Maanden?
Ik mijmer maar wat.
En hoe zal het zijn wanneer we elkaar, (minder) oud en jong, terugzien?
Zullen we elkaar, nu we het na al die tijd gewoon zijn, begroeten met een lacherig ‘elleboogje’ of een speels voetje? Zullen de kleinsten hun grootouders nog wel herkennen? Misschien vraagt de baby, intussen enkele maanden oud, zich verschrikt af: ‘wie is die vreemde vrouw of man die kirrend ‘toedelie’ met mij wil spelen?’. En zullen wij die baby in onze armen durven nemen of ons intussen in stilte afvragen ‘oei, wie besmet hier wie?’.
Kleuters en andere schoolgaanden die de wekelijkse opvangroutine door oma en opa nu doorbroken zien en alle aandacht krijgen van hun ouders (velen toch): vinden zij de weg terug naar de grootouders?
Onlangs hoorde ik enkele oudere dames zeggen: ‘nu zal men eens voelen van welke betekenis wij ouderen nog zijn’, maar daarop antwoordde iemand: ‘het omgekeerde kan ook, de ouders stellen misschien vast dat zij het ook wel zonder ons aankunnen.’
Tja, dat zijn twee waarheden, maar dat zou ervoor zorgen dat de generatiekloof groter wordt.
Neen, lezer, toch geloof ik dat niet. Ik weet niet of we elkaar, over leeftijden heen, straks onstuimig in de armen vallen. Ik weet niet of we twee keer zullen nadenken bij het knuffelen van een snottebellenkindje, maar ik geloof er rotsvast in dat vroeg of laat (realistisch bekeken eerder laat) de generaties elkaar weer knuffelen en omhelzen.
Mvg,
Frauke J.