Beste Lezer,
De laatste tijd worden we met veel nieuwe woorden om de oren geslagen: balkonades, raambezoek, lockdownfeestje, social distancing, e-piritieven. Maar één woord springt er voor mij tussenuit: huidhonger. Vrij vertaald is dat honger hebben naar huid.
Ik weet niet hoe u er tegenaan kijkt, maar ‘huidhonger’ klinkt voor mij nogal bruut. Het doet me denken aan hoe dat gaat bij gewone honger: dat je met je gezicht tegen het raam van een patisserie staat en en met begerige blik naar alle lekkere koeken staart, klaar om aan te vallen als het even kan. Of ik zie het als in een film: een uitgehongerd straatjochie loopt langs een marktkraam en gapt een sappige perzik om er vervolgens een stevige hap uit te nemen.
Bij huidhonger gaat het echter om mensen, en dan lijkt een hap hier of daar een nogal vampierachtige manier van doen.
Ik begrijp dat ook jij en ik, lezer, in deze tijden van zo weinig mogelijk contacten en social distancing, behoefte hebben aan mensen aan een knuffel, een streling, een stevige omhelzing maar dat, tenminste wat mezelf betreft, omvat net iets meer dan het vel van de ander willen.
Bovendien klinkt het woord huidhonger onpersoonlijk, alsof je een hap uit eender wie wil nemen.
Net vandaag, nu ik het met jou over dat lelijke woord wil hebben, lees ik in de krant een artikel van een psychologe die mijn mening deelt over het woord. Bovendien suggereert ze dat je zelfs op verre afstand mekaar mentaal kunt aanraken. Zij vertelt hoe de pen van een geliefde haar over landsgrenzen en verre afstanden mentaal heeft aangeraakt.
Het is het proberen waard, wie weet komt de aandacht voor de hoofse poëzie terug. Of beschrijven we in een lyrische brief ons verlangen naar de andere.
Mvg,
Frauke Jemand