Comment

Frauke J. 109: Mijmeringen : 'Hoe zit het nu met leerachterstand?'(2)

Leerachterstand-64.jpg

Foto Herman Baert

Beste Lezer

 

Nog was ik mij aan het verwonderen over het, naar mijn mening, te veel gebruikte woord leerachterstand, of daar dook het één van de volgende avonden alweer op.

Het nieuwsfeit was dat de kleuterleiders nu bijgestaan worden door kinderverzorgsters die luiers gaan verversen, zodat zij zich met het echte werk kunnen bezighouden. Want, jawel hoor: ook bij de kleintjes van twee jaar en half is leerachterstand vastgesteld. Dat vertelde een kleuterjuf ons, in volle ernst, tijdens het journaal. De redenering was dat sommige kindjes te weinig naar de crèche waren geweest en daardoor sociale en taalvaardigheden misten.

Ik viel bijna twee keer van mijn stoel van verbazing.

Eerst omwille van die kleintjes die nog niet uit de pampers zijn en al naar school moeten (ik dacht anders dat zindelijk zijn een voorwaarde was): arme dutskes, dacht ik, en arme kinderverzorgers, wier zorgtaak herleid wordt tot billen afvegen. Is het dan toch niet beter om kleuters zes maanden later naar school te laten gaan?

Maar goed, ik kan nog begrijpen dat niet elk kind stipt op de vermeende schoolleeftijd ook op het potje gaat. Mijn verbazing was vooral groot over de uitspraken van de kleuterleidster. Wie van u, lezer, is ooit naar de crèche geweest? Velen onder ons niet, om de goede reden dat er nog geen crèches bestonden. Hebben wij iets belangrijks gemist? We speelden met broertjes en zusjes en met de buurkinderen. Ja maar, denkt u nu misschien: wat met de kleuters die een andere taal spreken?

Net zoals kleutertjes niet op een vingerknip pampervrij zijn, beginnen ze ook niet op een vingerknip vlot te spreken, welke taal dat ook is. De vraag is maar of een half jaartje dan het verschil maakt.

Leerachterstand: het lijkt tegenwoordig wel een modewoord.

 

Mvg

 

Frauke J.

 

 

 

 

 

Comment

Comment

Frauke J. 108: Mijmeringen: ‘Hoe zit het nu met leerachterstand?’

Beste Lezer,

Bij het begin van een nieuw schooljaar moet mij iets van het hart.

Er is al behoorlijk wat te doen geweest over de leerachterstand die sommige kinderen opgelopen zouden hebben in deze hele pandemie tijd. Allerlei, wellicht, lovenswaardige initiatieven werden ondernomen om kinderen bij te spijkeren: zomerklassen, extra leerkrachten, extra computers ... Sommige scholen waren zelfs gul met B- of C-attesten.

Wanneer je het allemaal hoort, als buitenstaander, dan lijkt het wel alsof we straks een generatie dommerdjes overhouden. Zelf aanhoor ik dat meestal ’s avonds in het nieuws, en ik vraag me dan wel eens af of het niet allemaal wat overdreven is. Hoe zit dat met kinderen in oorlogsgebieden, of zelfs met onze eigen voorouders, die wellicht gedurende vijf oorlogsjaren schoolgemis gekend hebben. En toch hebben ze gezinnen gesticht, een beroep geleerd, het land bestuurd en noem maar op.

Er is de voorbije maanden veel gesproken over wat de kinderen hebben gemist, maar zelden of nooit over wat ze hebben geleerd. Over hygiëne bv., om maar iets te noemen, over vaccineren, wat een pandemie is, over bubbels en tal van andere nieuwe woorden. Ze leerden wat solidariteit is, wat een warme familie is, of het omgekeerde: hoe eenzaam het kan zijn zonder je vrienden. Ze leerden online les volgen, zichzelf organiseren in huis terwijl hun ouders aan het werk waren …. Ze leerden nuchter naar het leven kijken.

Ik kan me niet herinneren dat ik op hun leeftijd iets afwist van al dat soort zaken.

Net daarom huiver ik wat van het eenzijdig kijken naar ‘het leren’ van de kinderen en de jongeren, alsof leren van het leven geen leren is.

Net daarom is het belangrijk dat niet te veel van hun leuke vrije tijd wordt afgenomen om ze verder vol te stoppen met kennis. Geef kinderen toch ook de ruimte om te spelen, samen te zijn met familie en vrienden, rond te hangen, zich te vervelen, hier en daar een taakje te doen – kortom: ‘te leven’. Want leven is leren.

 

Mvg,

Frauke Jemand

 

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 107: Mijmeringen: Verbondenheid in rampspoed

Beste Lezer,

Nog niet zo lang geleden las ik in de weekendeditie van een krant: ‘Maar de aarde zal ons uitspuwen als we niets aan de klimaatcrisis doen’. Ik vond dat toen beangstigend maar goed gezegd. Misschien is deze uitspraak van één of andere filosoof u ook opgevallen.

Zijn woorden waren echter nog niet helemaal koud of het omgekeerde gebeurde: het weekend daarop werden een veertigtal mensen door de aarde, meer in het bijzonder door het water, verzwolgen.

Ik heb op televisie al dikwijls beelden gezien van natuurrampen en mensen die in overstromingen verdwijnen. Maar nog nooit kwam deze rampspoed zo dichtbij, in onze anders zo lieflijke Ardennen, het stille Limburg en het vriendelijke Vlaams-Brabant.

Dat was schrikken! Ik bedacht hoe je aan je voordeur door het water meegesleurd kunt worden. Naast de kwestie van ‘je eigen hachje redden’ was er ook nog die enorme schade aan straten, huizen, aan meubels en huisgerief. Ik werd er werkelijk stil van, en het deed me nog meer nadenken over hoe de klimaatverandering al aan den lijve voelbaar is (ook recent met de verzengende hitte in sommige landen).

Ontroerend vond ik het hoe mensen elkaar, letterlijk en figuurlijk, probeerden recht te houden, hartverwarmend de spontane solidariteit onder buren. Tijdens de coronacrisis had ik af en toe donkere gedachten over het gedrag van de mensheid en vroeg ik me af of het eigen plezier en kleine behoeften nu werkelijk het allerbelangrijkste voor de Westerse mens waren. Ik zette dan ook grote ogen op bij de enorme solidariteit tussen mensen in nood. Hoe zij elkaar rechthielden in de sterke stroming, meesleurden naar veilige plekken. Ik had de mensheid, of toch een deel daarvan, onderschat.

In de dagen daarop meldden zich duizenden mensen om te vrijwilligen bij de opruim van de ontstane chaos. Beter nog: het Vlaanderen- en Walloniëgekibbel was enkel iets van politici. Niet alleen in de Olympische Spelen of andere sporttornooien, ook in hoge nood zijn wij plots allemaal Belgen die aan hetzelfde zeel trekken. Uit Vlaanderen trokken brandweerlui, politiemensen, jong en ouder richting rampgebied om de handen uit de mouwen te steken. Eetstalletjes werden opgezet, burgemeesters trokken hun laarzen aan, heelder families boden een helpende hand.

Is ‘ééndracht maakt macht’ dan toch een gezamenlijk gedragen leuze?

Verbondenheid in rampspoed is alvast een lichtpunt in donkere tijden. Nu nog een goede coördinatie van de activiteiten.

PHOTO-2021-07-18-21-54-06.jpg

Mvg,

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J. brief 106: Mijmeringen: Verbinding (2)

Beste Lezer,

Graag mijmer ik nog wat verder met je over hoe mensen elkaar al dan niet vinden in het leven. Vorige keer schreef ik je in mijn brief over het vriendelijke jonge koppel dat ik nooit eerder had ontmoet. Intussen zijn het vaste passanten geworden die regelmatig een babbeltje komen maken. Het is raar ze zijn geen familie maar intussen bijna vrienden geworden, ik ben al aan het breien voor het kleintje en voel mij een soort suikertante. Ik denk lezer dat dit enkel ondanks corona kon gebeuren. Dit soort verbondenheid bedoel ik.

Laatst was er zoveel te doen over het openen van ‘terrassen’, ‘mekaar opnieuw mogen zien’. ’Mensen hebben nood aan verbinding’, werd gezegd. Ik dacht maar waarover gaat het? Heb ik eigenlijk wel meer nodig dan jou lezer en mijn kanaries? Zo verder mijmerend vraag ik me af: wat is dat eigenlijk verbinding en waar is dat te vinden?

Hoeveel mensen zijn hier de voorbije jaren langs mijn deur gepasseerd die de vraag stelden:  ‘hoe is het?’. Soms opende ik nog maar mijn mond om hen te antwoorden en ze waren al voorbij. Zelfs toen mijn arm in het gips zat was er niemand, behalve mijn goede buren die mij toen goed geholpen hebben, die de vraag stelden: hoe krijg je je kleren aan en uit? Hoe doe je dat met het eten? Of dat nu aan mijn deur of op een terras is, ik vermoed dat het weinig verschil uitmaakt. Mensen hebben niet veel tijd meer. Echte belangstelling voor mekaar en gezond nieuwsgierig zijn naar datgene wat de andere bezighoudt in het leven vraagt tijd. In de woelige wereld hebben mensen veel met zichzelf te stellen en ook dat kleine machientje in hun handen houdt hen voortdurend bezig. Ze lopen er, op straat, half voorovergebogen naar te staren. Misschien kan er dan niet veel meer bij in het hoofd.

Bij het jonge koppel voel ik me echt goed al was ik eerst op mijn hoede om me belachelijk te maken. Maar ik voelde echte belangstelling ook al hebben wij zeer verschillende levens.

Zij hebben behoefte om te vertellen over hun eerste stappen in het moeder en vaderschap en ik luister er graag naar. Misschien wandel ik deze zomer wel even rond met het kleintje terwijl zij een terraske doen. Dit soort  kleine gebeurtenissen tussen mensen, ik denk dat ze dat bedoelen met ‘verbinding’.

Vandaag nog las ik de raad in de krant van een oude geleerde: ‘zeg elke dag goedendag liefst tegen een onbekende’. En ja wie weet groeit er wel iets.

Ik ga dus voortdoen waar ik mee bezig ben en verder zien we wel.

 

Mvg,

 

Frauke J.

 

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 105: Mijmeringen: ‘Verbindend samenzijn’(1)

Beste Lezer,

 

Het was plezierig om, op een warme dag, weer eens aan mijn voordeur te staan. De voorbije jaren had ik de goede gewoonte om op de drukke momenten, wanneer het volk passeerde, buiten te staan: zo had ik mijn klapke en hoorde ik hier en daar nog eens wat.

Maar met corona is dat veel minder geworden. Pas op, tijdens de eerste lockdown waren de mensen vriendelijker dan ooit. Iedereen zei goeiedag, dat heb ik eerlijk gezegd nog niet veel meegemaakt in een stad. Maar je zag ook de angst, voorbijgangers liepen op een drafje door de straat en het knikje was er één van medeleven: we zitten in hetzelfde schuitje. Op een bepaald ogenblik waren de scholen gesloten en gingen maar weinig mensen naar hun werk. In de periode dat er melding werd gemaakt van talrijke doden viel er niet veel meer te beleven in de straat.

Vervolgens begon iedereen een mondkapje te dragen en diende je ver genoeg van mekaar te staan; het werd moeilijk om nog een praatje te maken met iemand met een half bedekt gezicht. Verschillende van mijn vaste passanten waren al voorbij vooraleer ik hen herkende. De weinige verhalen die ik te horen kreeg draaiden allemaal rond corona en wanneer ik naar binnen ging om de krant te lezen of TV te kijken was het ook al corona wat de klok sloeg. Je kreeg het gevoel dat er niets meer te beleven viel, noch in de wereld, noch in de buurt. Ik heb mij dan maar een koppel kanaries aangeschaft. Ik geef toe: het is gezelschap met wat werk aan, maar het is goed gezelschap. In de stilste tijden was er toch nog enig leven in de brouwerij.

Intussen is alles weer wat losser geworden, je ziet hier en daar al iemand zonder mondkapje. Het is nog niet zoals voorheen, bedacht ik diezelfde avond, de losse babbel is nog niet terug.

De mensen zijn al bij al wat voorzichtiger geworden, maar het is een begin.

Alhoewel: onlangs hield hier een jong koppel halt, werkelijk vriendelijke mensen die ik van haar noch pluimen kende. Ze vroegen of ik het redde alleen en of het niet te zwaar was. Ik vond dat aandoenlijk. Zelf hadden ze tijdens de eerste lockdown een baby gekregen, het was een bijzondere belevenis geworden. Ook voor de grootouders en tantes en nonkels die het kleintje enkel op zo’n schermpje konden zien.

Op mijn beurt vertelde ik van de kanaries, dat het moeilijker was geweest zonder, en van de brieven die ik schrijf aan mijn lezers. Ik vertelde zei het wat behoedzaam, uit schrik dat ze me belachelijk zouden vinden. Maar ze hadden belangstelling en het ijs was gebroken.

Avondmijmering_2.jpg

Soms brengt zo een pandemie onverwacht goede mensen op je pad, peinsde ik die avond, bij het licht van de maan.

 

Mvg,

 

Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J. 104: ‘Het leven is licht, het leven is zwaar’

Beste lezer,


Er zijn van die dagen waarop je het even niet meer ziet zitten. Laatst had ik zo’n dag: het was al moeizaam opstaan, met verstijfde gewrichten en de deprimerende gedachte aan ‘ouder worden in moeizame tijden’. Na een straffe koffie en wat bewegen liep ik tenslotte toch in het gareel en vatte mijn boodschappentocht aan. Ik was daar nog mee bezig toen een stevig onweer losbarstte met alles erop en eraan. Terwijl ik, in de striemende regen, mijn fietstassen vulde werd ik nat tot op mijn ondergoed. Ik reed de opengebroken straat vlak voor mijn huis in en kon nog net verijdelen dat ik tussen mijn boodschappen in een modderbad belandde. De straat was veranderd in één slijkerige glijbaan. In mijn haast probeerde ik de halfverzopen krant uit mijn brievenbus te redden maar ik hield een propje halve krant in de hand en de rest gleed tussen de rondzwemmende post dieper in de bus. Ik viste ook nog wat natte brieven op, waaronder een gepeperde rekening. In alle commotie  was ik vergeten mijn mondkapje uit te doen en ook dat hing nu halfstok. Het is op zulk moment dat het liedje van die Hollandse cabaretière me te binnen schiet: ‘Ik heb een heel zwaar leven …nee maar echt ontzettend zwaar…een heel heel zwaar leven…moeilijk, moeilijk, moeilijk…’. Het, op zijn Hollands uitgesproken ‘swaar leven’ benadrukt de zwaarte extra. Wanneer ik dan aan dat liedje denk, dat alles wat op flessen trekt, dan plooit zich toch een relativerende glimlach op mijn lippen. Er zijn gradaties in zwaarte, dat heb ik je de voorbije maanden, het voorbije jaar wel meer geschreven.

Even later was ik drooggewreven en omgekleed en waren mijn boodschappen uitgepakt. Intussen was de lucht uitgeklaard, de zon kwam weer kijken en viel pal op de bloemen in de tuin van mijn buren. Bij het zien daarvan leek er een witte lichtheid door het huis te fladderen.

Zonnig wit.jpg

Straks zouden de werkmannen in de straat uit hun schuilhutten verschijnen, opnieuw door het slijk ploeteren en onverminderd verder werken.

 

Mvg,

Frauke J.

PS: Indien je het lied niet kent: zie Brigitte Kaandorp ’Zwaar leven’ op YouTube.

Comment

Comment

Frauke J. brief 103: ‘Raak niet aan de kinderen’

Beste Lezer,

‘Het is vandaag dag van de kinderen, ik ga taarten bakken’, meldde mijn buurvrouw. Ik was verbaasd, want ik wist niet van een kinderdag in deze tijd van het jaar. Zij wist me te vertellen dat sommige landen 1 juni tot Dag van de kinderen uitgeroepen hebben, en dat er dan allerlei leuke activiteiten, feestjes en uitstappen voor kinderen en hun familie doorgaan. Hier in België zorgt zij voor een feestje met haar familie en een aantal vrienden met kinderen. Een lichtpuntje, vond ik, want de laatste tijd waren mijn gedachten erg somber wanneer ik aan kinderen dacht.

Pas enkele weken geleden nog werd ik in het hart getroffen door beelden van neergeschoten kinderen in Palestina en Israël. ‘Hoe zit dat met een samenleving die zijn toekomst doodt?’, kwam spontaan in mij op.

Ik herinner me tijden waarin ‘raak niet aan de kinderen, dat is het allerlaagste’ een algemeen goed was in de wereld. Het was echt wereldnieuws wanneer dat gebeurde; vooral oudere lezers zullen dat herkennen. Alhoewel, nog niet zo lang geleden rolde een golf van verontwaardiging door Europa bij het zien van het dode vluchtelingenkind op het strand. Het knagen aan de rechten van kinderen is echter al langere tijd bezig.

 

Intussen zijn verdronken kinderen amper nog nieuws. De voorbije maand telde men onder de doden in de Palestijnse gebieden één derde kinderen. Hoe is het zover kunnen komen, waar is het er ingeslopen, dat een samenleving zijn toekomst doodt. Het wordt vermeld in de nieuwsuitzendingen als pijnlijk feit, meer niet. Waar is de internationale verontwaardiging over deze gang van zaken: kinderen die gedood worden, kinderen die op vele plaatsen zware oorlogstrauma’s oplopen, kinderen op de vlucht, kinderen die seksueel misbruikt worden: hoe moeten zij ooit een toekomst opbouwen?

Op kinderdag wil ik het daarom uitroepen, uitschreeuwen: ‘Raak niet aan de kinderen! Laat ze niet verdrinken in de oeverloze zee! Laat ze niet ’s nachts moeten vluchten in de vuurzee van in brand geschoten huizen… Laten we, inderdaad, taarten bakken voor de kinderen, of minstens voor voldoende eten zorgen. Laten we hen een dak boven het hoofd geven en de nodige ruimte om te zingen, te dansen, te leren, te dromen.

Dat wens ik vandaag alle kinderen van de wereld toe.

foto Herman Baert

foto Herman Baert

Er is nog veel werk aan de winkel.

 

Mvg,

 

Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 102: Vaccineren vaccineren vaccineren

Beste Lezer,

Heb jij al een vaccin gekregen? Eén prik of twee? Mochten we elkaar nu lijfelijk - maar wel op afstand - tegenkomen, dan zou het gesprek gaan over welk vaccin, en of er bijwerkingen waren. Maar eigenlijk wil ik het met jou hebben over hoe goed en toch bijzonder efficiënt deze campagne georganiseerd is, ondanks alle doemdenkerij vooraf. Wat mij betreft mogen de organisatoren en alle vrijwilligers dik in de bloemen gezet worden. Het mag dan enkel figuurlijk zijn: ik werp boeketten vol naar al deze mensen.

Vaccinatie3.JPG

Nu plots lijkt het allemaal vanzelfsprekend, alsof we al jaren vaccinatiecentra hebben; niemand piept er nog over, tenzij iemand voor zijn beurt gaat – dan, ja dan is het alle hens aan dek. Want goed nieuws is blijkbaar geen nieuws. Heb jij, lezer, je ook afgevraagd welk gigantisch werk de voorbije maanden gepresteerd werd.

Waar je weinig of niets over hoort of leest, is dat allerlei locaties in een mum van tijd omgetoverd werden: donkere ruimtes, die ogen als discotheken , aangepast aan deze tijd (neen, dansen is niet aan de orde), de stoelen staan op veilige afstand van elkaar, midden op de dansvloer ipv tegen de muren. Er klinkt een muziekje op de achtergrond waardoor je je neiging om een dansje te doen moet onderdrukken. In de verduisterde omgeving zijn er allerlei kleurige lijnen en lichtjes aangebracht: ze wijzen je de weg naar de plek waar jij zijn moet. Mensen verdwijnen achter de gordijntjes van de schuilhutten die her en der, maar ordelijk, zijn neergezet. Geen ‘ai’ of ‘auw’, geen kreten noch gefluister: alles verloopt in optimale omstandigheden. Eerlijk gezegd, ik sta paf van deze feilloze organisatie met infobalies, digitale borden waarop je nummer verschijnt, een klok die aanduidt wanneer je het pand mag verlaten.

Met belangeloze inzet wijzen vrijwilligers je vriendelijk de weg, schrijven je in, geven je een prik, houden een bemoedigend praatje en een oogje in het zeil. En meer nog: wie niet tot in het vaccinatiecentrum geraakt wordt opgehaald of ter plaatse geprikt, en op sommige plaatsen stappen alweer vrijwilligers ter plekke, op de markt, op je af om je te overtuigen van het belang van de vaccinatie.

Duizenden mensen trekken, bijna in processie, naar de vaccinatiecentra en toch heb je niet het gevoel van een algehele overrompeling. Geen groot kabaal, geen journalisten die de zoveel miljoenste prik in de spotlights willen zetten. Enkel wanneer er een korte kink in de kabel van de vaccinleveringen komt, wordt dit in kranten en nieuwsuitzendingen gemeld.

Intussen zal wellicht al meer dan de helft van de Belgische bevolking ingeënt zijn.

Met permissie: ik vind dit een waar bravourestukje!

Mvg

Frauke J.

 

 

Comment

Comment

Frauke J. brief 101: ‘Onze wereld één groot terras’

Beste lezer,

Natuurlijk gun ik elk diertje zijn pleziertje en elke mens zijn grote wens. Maar dat het opnieuw openen van de terrassen dagen aan een stuk hoofdthema van de nieuwsuitzendingen was: dat is voor mij van het goede te veel.

Ik voel zelfs enig ongemak bij deze gang van zaken, en daarin ben ik duidelijk niet alleen. Ook jij, lezer, meldde me je ergernis over het vele palaveren over terrassen al dan niet met plexiglas, over hoeveel tafels er mogen, enz. Na de vele nieuwsberichten over kappers (kapsels inbegrepen) en nagelstudio’s (nagelvijlen inbegrepen) werd het me plots, en misschien al lang, te veel. Iemand liet me weten: ‘Het lijkt wel of het voorbije jaar alles om ons kleine landje draaide’, en zelf bedacht ik: straffer nog - de laatste weken lijkt het of België één groot terras is geworden waar de belangrijkste gebeurtenissen in het leven en in de wereld zich afspelen. Kleine geneugten worden als bijna wereldnieuws gepresenteerd.

Soms vraag ik me af hoe mensen, die met werkelijke problemen geconfronteerd worden, zich daarbij voelen. Neem het gezin hier om de hoek: ze zijn uit hun eigen land, in oorlog, gevlucht, hebben allen en alles achtergelaten om hier, hopelijk in vrede, een nieuw leven op te bouwen. Of anders de vrouw die al maanden op de wachtlijst staat om een dringende ingreep te kunnen ondergaan. En dan hebben we België nog niet eens verlaten. Uit het weinige nieuws dat we over landen als India en Nepal vernemen maak ik op dat het daar pure ellende is. De beelden van velden vol crematievuren in het avondlicht zeggen genoeg.

Beelden zijn vluchtig, zegt men, maar dit beeld staat op mijn netvlies gebrand.

Gisteren las ik in een tijdschrift: ‘wie de dood ontmoet heeft is in staat tot nadenken’, het is een uitspraak van een kunstenaar die intussen al lang overleden is. Ze blijft echter veelzeggend en doet mij nadenken over deze tijd, zijn nieuwsgaring en wat er daadwerkelijk toe doet.

 

Mvg,

Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J. 100 : Coronabrieven: ” Geluk kun je niet kopen, je moet er niet op hopen”

Beste Lezer,

In de krant van het voorbije weekend stond een opmerkelijke uitspraak: “Wij blijven de kroongetuigen maar voelen ons steeds vaker pretbedervers”. Ze kwam van een intensivist die dagelijks, op de intensieve zorgen van een groot ziekenhuis, het gevecht met covid van nabij meemaakt. Pijnlijk en eenzaam is het geworden, voor verzorgers en zwaar zieken. Weg het applaus en weg de lofbetuigingen. Weg, lijkt ook het medeleven.

Zijn uitspraak staat in schril contrast met het dagelijkse nieuws (dat al lang geen nieuws meer is) over het gemis van een pint, het openen van een terras, het knippen van het haar en het vijlen van de nagels. Alsof het grote geluk daarvan afhangt! Ik weet niet, lezer, of ook jij een dergelijk ultiem verlangen koestert, of net als een zwijgende groep wat ongelovig naar de TV staart. Hoe is het zover kunnen komen?

Ik moet dan denken aan de eerste zinnen uit een gedicht van een lagereschoolmeisje: “Geluk kun je niet kopen. Je moet er niet op hopen…”

Nochtans lijkt het alsof geluk en vrijheid nu afhangen van de gelegenheid tot het kleine individuele genot op een terras of van een etentje. De coronaregels worden vervangen door de wet van de consumptie. Je hoeft echt geen filosoof te zijn om te beseffen dat we ketens weggooien om ze door andere te vervangen. Maar het liefst willen we alle miserie vergeten. Helaas: zo werkt het niet.

In een tijd van pandemisch ongemak wordt de vraag scherper met welke waarden wij Westerse mensen ons geluk en onze vrijheid verbinden. Zelfs in moeilijke tijden.

Dat debat mag, wat mij betreft, wat meer plaats krijgen in de media.

Ja, lezer, ik zou het dan, naast persoonlijk genot, ook graag over solidariteit en verbondenheid willen hebben. Hoe vullen wij deze woorden in? Hoe blijven we stevig geworteld zelfs op een hellend vlak? Hoe maken we er in deze tijd, waarin iedereen het lastig heeft, een ‘samen uit samen thuis verhaal’ van, in de gedachte: ‘geluk kun je niet kopen, je moet er niet op hopen’.

Mvg

 Frauke J.

 Ps: met dank aan E.

Foto Herman Baert

Foto Herman Baert

Comment

Comment

Frauke J. 99: Frauke coronabrieven: ‘Een Niemand is ook Iemand’

Beste Lezer,

Hier is dan mijn - bijna - honderdste brief. Ik weet niet of je je nog herinnert, maar het begon allemaal met de grote nood om als zogenaamde ‘niemand zonder stem’ ook mijn mening te geven. Aangezien ik nooit antwoord kreeg op mijn brieven aan kranten, aangezien ik geen bekende Vlaming, noch machtig noch zeer geleerd ben, belandden mijn brieven aan de krant wellicht rechtstreeks in de prullenmand, want ik kreeg nooit een antwoord. Laatst heb ik het nog eens geprobeerd, en deze keer kwam er een beleefd briefje terug ‘dat men al een teveel aan opinies had’. Raar, dacht ik, dat het wel dikwijls dezelfden zijn die hun mening mogen ventileren, raar ook dat sommige van die meningen niet altijd van gewoon gezond verstand getuigen - en toch krijgen ze een podium. Hoe de mediawereld in elkaar zit weet ik niet. Het zegt wel veel over hoe de wereld in elkaar zit.

Gelukkig, lezer, bracht jij me op het idee om mijn brieven in een blog te gieten. Ik heb daar nog geen spijt van, en jaar na jaar zie ik het aantal lezers groeien. Dat is bemoedigend.

Eerst dacht ik afscheid van je te nemen bij mijn honderdste brief, maar opnieuw was jij het, lezer, die me aanmoedigde om nog even verder te doen.

Laten we afspreken dat ik je schrijf zo lang ik denk iets te zeggen te hebben, en laat me op tijd weten indien jij vindt dat mijn mening er niet meer toe doet.

Het voorbije jaar heb ik vooral over corona, dat intussen covid-19 geworden is, geschreven. Stilaan ga ik het opnieuw wat ruimer zien. Ja: laat ons samen wat nadenken over de vele vragen des levens, en ons verwonderen over de kleine en grote dingen.

 Mvg,

 Frauke J.


Frauke Corona-28.JPG

 Ps: Bij deze bedank ik ook de fotograaf die nog altijd beeldende inspiratie vindt bij mijn brieven.

 

Comment

Comment

Frauke J.98: Frauke coronabrieven: Het teveel aan slecht nieuws.

Beste Lezer,

Bent u ook wat verzadigd van slecht nieuws? Ik alleszins wel. De dag begint bij mij met koffie en de krant. Ik betrap er mij op dat ik de laatste maanden de eerste pagina’s van de krant systematisch oversla, en dan ben ik al bijna bij de sport aangekomen want het wereldnieuws blijkt amper nog te bestaan. Maar aangezien sport niet echt mijn ding is, ben ik ook daar gauw door. Hop, naar cultuur dan. Maar op cultureel gebied valt niet veel te beleven en dus is mijn krant vlug uit. Er zijn uiteraard nog de pagina’s met radio en tv-nieuws en het weerbericht. Het weerbericht, dat sla ik nooit over, het kan je opvrolijken of wat ontmoedigen, dat is een dubbeltje op zijn kant, maar toch…. En dan zijn er nog de cartoons, die heb ik graag. Je kunt dan tenminste eens lachen. En geef toe, beste lezer: we zijn hoognodig aan humor en lachen toe. In het TV-journaal en de duidingsprogramma’s is het meer van hetzelfde.

Nieuwsmakers hebben het nog altijd niet begrepen, want minutieus willen zij, samen met experten, opnieuw en opnieuw meer dezelfde thema’s uitleggen en bespreken. Er zijn veel variaties op die thema’s: wat kan er allemaal mis gaan met ons? Laatst zag ik een piepklein berichtje in een krant, waarin een viroloog al uitspraken deed over vaccins in de komende vijf jaar. Het nieuws is dan: één slechtnieuws zin uit een interview dat in een magazine stond. Speculaties over hoeveel golven we nog gaan meemaken, en verhalen over nieuwe virussen die ons bedreigen. Zeg nu zelf, lezer: je zou van minder depressief worden.

Ik heb altijd horen zeggen dat je ‘de patiënt’ maar zoveel informatie geeft als hij aankan. Zijn wij, intussen niet allemaal patiënten die een gemeenschappelijke diagnose gekregen hebben? Het is goed dat we klaar en duidelijke informatie krijgen, maar bij een ernstig zieke doe je toch ook geen uitspraken over zijn behandeling binnen vijf jaar en of hij, als hij nog leeft, al dan niet helemaal blut zal zijn of niet. Of wat hem gedurende die vijf jaar nog allemaal kan overkomen. Beetje bij beetje behappen wat je overkomt is zo al lastig genoeg.

Ik pleit dus voor meer nuchterheid in het nieuws, en daarnaast mag er meer variatie zij en hier en daar wat humor in sluipen. Soms kijk ik uit naar een ouderwetse circusvoorstelling, of waarom niet eens een reuzecartoon op de voorpagina van de krant, of het nieuws beginnen met lentebeelden(het vroegere interludium). Het mag.

 

Mvg,

Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J.97: Fraukecoronabrieven: Van huishoudhulp en mondkapje

Beste Lezer,

 

In mijn laatste brief schreef ik u over vaccineren, en meer in het bijzonder over het vaccineren van de ‘vergeten groep’: de huishoudhulpen.

Zij die belangrijk werk verrichten bij mensen thuis, of in kantoren.

Zij die ‘het onzichtbare werk’ doen: alles proper houden.

Zij die blijkbaar nooit in de prijzen vallen: niet bij loonopslag, niet bij premies, en ook niet bij het vaccineren.

Ik wil het bij deze nog eens extra in de verf zetten.

Dat poetsen, vandaag, een risicoberoep is, werd me nog duidelijker toen ik vorige week las dat je beboet kunt worden als je geen mondmasker draagt wanneer de huishoudhulp bij je thuis komt. Dat is dus nog een reden meer om hen vlug een vaccinatie aan te bieden: het lijkt me veiliger dan een mondmasker.

 Zeg nu zelf: wie zal komen controleren of jij en de huishoudhulp in huis een mondmasker dragen. Wie?

 Mvg

 Frauke J.

Comment

Comment

Frauke J. 96 : Fraukecoronabrieven: vaccineren, vaccineren, vaccineren…

Beste Lezer,

Te weinig vaccins, mogelijke bijwerkingen…. en al dan niet complicaties: daar ging het over de laatste tijd. Straks zullen ook deze stormpjes hopelijk gaan liggen. Straks zal er meer vaart in zitten, in het vaccineren, bedoel ik. Dat wordt toch gezegd.

Eerst de ouderen en de risicogroepen. Vervolgens wellicht de risicoberoepen, of niet?

Maar welke zijn dat dan? Wie heeft een risicoberoep?

Het is wellicht niet aan ons om dat te bepalen, maar een hint geven kan geen kwaad.

Ik breek alvast een lans voor de groep die altijd vergeten wordt: de huishoudhulpen of poetsvrouwen -mannen. Al die tijd komen zij bij mensen thuis, ze poetsen in alle ruimtes, tot in het kleinste kamertje.

Naar mijn gevoel horen ze eigenlijk onder de noemer zorgpersoneel. Hoeveel huishoudhulpen komen niet bij kwetsbare mensen thuis? Deze dames en heren komen niet alleen in alle kamers van het huis, ze poetsen meestal ook twee huizen per dag. Indien ze kantoren schoonmaken hebben ze met de daar aanwezige mensen te maken. Niet vanzelfsprekend om jezelf te beschermen op al die verschillende plaatsen! Bovendien loopt niet alleen de huishoudhulp gevaar: ook een groot deel van hun cliënten. Het is elke dag opnieuw spitsroeden lopen voor deze werknemers.

Naast politiemensen en brandweerlieden verdienen de poetshulpen het op de eerste rij te staan; meer nog: ze hadden in de rij van zorgverleners moeten staan.

Helaas staan ze vaak net achteraan: geen extra premie voor hen in sombere tijden, geen loonsverhoging, en het blijft hard werken voor een schamel loon. Het lijkt ook alsof er niemand is die voor hen opkomt, en zelf staan ze vrij alleen met hun zorgen.

Laat ik dan maar even mijn stem verheffen, en misschien jij ook, beste lezer. Al besef ik dat onze stemmen niet echt luid genoeg klinken om gehoor te krijgen.

Beschouwen we deze brief dan als een riem onder het hart van alle poets- en huishoudhulpen in België en ver daarbuiten. En laten we hierbij de wens uitspreken dat zij met grote spoed kans op een vaccinatie krijgen, zodat ook zij beschermd zijn tegen dit vermaledijde virus. Ik ben ietsje te laat maar met ‘de dag van de zorg’ nog in gedachten wil ik deze wens uitdrukkelijk in de verf zetten.

Men zegge het voort!

 Mvg,

 Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J. 95: Fraukecoronabrieven: Waar zijn de loketten, geldautomaten, mensen? Waar is de service?

Beste Lezer,

Gebrek aan service: dat waren de laatste woorden in mijn brief over het teloorgaan van de stationsloketten. Maar er is meer aan de hand: deze week meldden de kranten dat er in de dorpen amper nog toegankelijke bankkantoren, en zelfs geen geldautomaten zijn. De trend ‘wat we zelf doen doen we beter’ (herinner je je nog eerdere Fraukebrieven) zet zich door, of anders gezegd: trek je plan. Je zal maar in een dorp wonen wanneer je niet mobiel bent! Hoe kom je aan geld, om van de rest nog maar te zwijgen?

Zelf+doen-5.jpg

In deze tijden is alles toch online beschikbaar? - ik zie het je al denken, lezer. Jawel, je kunt allerlei online bestellen, vriendelijke koeriers (die voor een prikje werken) brengen het zelfs bij nacht en ontij tot aan je voordeur. Online, het kan, tenminste wanneer je een computer hebt en ermee kunt werken. Wanneer je dat niet kunt ben je de klos. En zelfs indien wel, vraag ik me af of deze oplossing geen illusie is.

 Met enige nostalgie kijk ik terug op het dorp van mijn jeugd. Het begon met de bakker die om de twee dagen brood aan huis bracht; ik hoor het mijn moeder nog zeggen: ‘Antoine, twee broin’. De vriendelijke man kende zijn klanten zo goed dat hij de broden al in de hand had. De melkboer deed ook zijn ronde en bracht tweemaal per week melk, yoghurt, eieren en kaas, dit alles vergezeld van een flauw grapje waar wij om lachten. Op donderdag hoorde je al van ver de roep van de visboer: ‘Vis! Verse vis!’. De brouwer bracht wekelijks tafelbier en soms iets straffers. Ondanks het feit dat ons dorp allerlei kleine winkeltjes had stond ook de groenteboer één keer per week met groenten en fruit in de straat: tijd voor een burenbabbel. Wie de pensioenleeftijd had bereikt wachtte één keer per maand de postbode op voor de uitbetaling van het pensioen. Het was tevens de gelegenheid om de postbode een dankbare borrel aan te bieden. Net voor de herfst kwam de kolenboer langs met een voorraad antraciet of andere zwarte branders.

Ouderen of alleenstaanden hoefden niet te vereenzamen: zelfs zonder familie of vrienden kwam er genoeg volk langs om je koopwaar aan huis te leveren en je op de hoogte te brengen van het dorpsnieuws. Was je niet thuis, geen probleem, dan stonden de waren netjes voor je huis gestald of bij de buren. Een dorp was een woongemeenschap met alles erop en eraan: een kerk, gemeentehuis, postkantoor, schoenlapper, kleermaker, tabakswinkel, speelgoedwinkel, kruidenier en een kapper. Je moest het dorp niet uit om te overleven, en het meest noodzakelijke werd aan huis gebracht. Net als een station zonder loket wordt ook een dorp meer en meer een lege huls, een woonkern zonder essentiële voorzieningen. Wellicht is er nu tussen enkele dorpen in een grootwarenhuis waar van alles te vinden is. Maar net zoals het station is de ziel uit het dorp verdwenen. De bakker, de melkboer die zijn klanten kent, de losse babbel rond het groentekraam: het zorgde voor een vanzelfsprekende verbinding, voor datgene wat een dorp tot een dorp maakte.

Een bank zonder balie (of ergens in de stad), een onlineshop (mits computer én kunde), een klantenservice waar je vijf verschillende toetsen dient in te drukken en drie wachttonen moet trotseren voor je de juiste persoon hebt bereikt: het is een soort service in een andere tijdsgeest. Is het eigenlijk wel een service of is het behelpen? Voor de babbel, de verbinding, het gemis van mensen word je opgebeld indien daar nood aan is of het is ook daar behelpen. In coronatijden zijn dergelijke zaken extra voelbaar.

Mvg,

Frauke J.

 

Comment

Comment

Frauke J.94: Frauke coronabrieven: ‘Het spoor bijster’

Beste Lezer,


Is het voor jou ook al lang geleden dat je de trein nam? Ik dacht eraan toen ik laatst door de onderdoorgang van het station stapte. ‘Hoelang zal het nog duren vooraleer ik opnieuw in de trein stap?’, mijmerde ik. Aangezien ik, de trein niet moet nemen om naar het werk te gaan, mijn dichtste familie in mijn directe omgeving woont, aangezien andere geliefde familie en vrienden ook de coronaregels respecteren, we de grenzen niet over mogen… blijf ik gewoon in mijn eigen bubbel. Mijn situatie is geen unicum, we zijn met velen die er zo over denken. En net nu, in deze reisluwe periode, meldt de NMBS het heugelijke nieuws om nog maar eens de loketten van een heel pak stations te sluiten.

De redenering is als volgt: ‘Aangezien meer en meer mensen hun ticket online kopen heeft het geen zin deze open te houden’. Ik vermoed dat het anderhalf jaar geleden is dat ik in verschillende grote stations vriendelijke assistenten aan ticketautomaten zag staan, om de reiziger, welwillend maar kordaat, te leren hoe je gebruik maakt van een automaat. Op mijn vraag of ik mijn ticket niet gewoon aan een loket kon kopen zei de dame in kwestie: ‘Ja, maar je vermijdt lange wachtrijen en het is niet zeker dat de loketten gaan openblijven.’ Van een cirkelredenering gesproken!

Zelf Doen-10.jpg

En nu krijgen ook de stations met sluitende loketten ,voor een aantal maanden, assistentie bij het wegwijs maken van de onwetende reiziger. Ze maken de klanten vertrouwd met de automaten en stations zonder personeel.

Het is een ideale tijd om mensen, die niet dagelijks het openbaar vervoer nemen, te laten wennen aan de nieuwe situatie: ze komen namelijk niet. Wellicht wordt binnenkort gezegd: ‘Er hebben zich zeer weinig klanten aangemeld aan de automaten, we veronderstellen dus dat iedereen er al lang vertrouwd mee is.’ Zo noemen we de besparing op banen tegenwoordig.

Weg station als gezellige ontmoetingsplaats, weg wachtplaats, weg mensen aan wie je iets kunt vragen, weg warme omgeving. Wat dat laatste betreft: het is al een tijdje bezig.

Mocht ik loketbediende zijn, ik zou me alvast omscholen tot veiligheidsconsulent, ombudsman/vrouw, allround functionaris  in een leeg station (mocht die functie al bestaan). Je kunt zo voorspellen dat zich binnen anderhalf jaar kwesties van onveiligheid en vandalisme aandienen.

De volgende stap: we schaffen alle laatavondtreinen af wegens te weinig reizigers die zich in verlaten stations wagen.

Toch iets waar de NMBS in uitblinkt: cirkelredeneringen en gebrek aan service.

Mvg,

Frauke J.

Comment

Comment

Fraukebrief 93: Fraukecoronabrieven: ‘Niets is zeker: dat is zeker’

Beste Lezer,

De laatste weken heb ik je vrij lange brieven geschreven. Ik probeer het in zonnige dagen wat bondiger te houden. Lezer, ik dacht dat ik je in deze tijd van het jaar niet meer over corona moest berichten, maar niets blijkt minder waar. Na de heftige beelden uit de ziekenhuizen, na het neuspeuteren met een wisser zijn we nu toe aan de armprik, oftewel het al dan niet toedienen van vaccins.

Wie allergisch is aan ziekenhuizen kon het voorbije jaar het nieuws maar beter overslaan. Er wordt gekozen voor transparantie, wat een goede zaak is, maar er is ook een andere zijde aan deze medaille. Er zijn mensen die het liever niet weten, of slechts met mondjesmaat willen weten. Bovendien zijn er mensen die grote nood hebben aan absolute zekerheid. Transparantie in tijden die niet echt transparant zijn: moeilijk!

Ook onze journalisten hebben daar nu al maanden last van: ‘Wanneer zal dit vaccin er zijn?’

‘Kunt u dat met zekerheid zeggen?’

‘Is het vaccin betrouwbaar en voor hoeveel procent, en is dat wel genoeg?’

‘Wat met de Britse, de Zuid-Afrikaanse variant?’

Koren op de molen voor allen die in deze onzekere tijden proberen door te leven.

Om nog te zwijgen over die andere vragen: wanneer mogen cafés en restaurants open, wanneer de cultuurhuizen, wanneer de zwembaden, wanneer? Wanneer? Wanneer?

Covidtijden-5.jpg

Koren op de molen voor allen die in deze onzekere tijden het hoofd boven water trachten te houden.

Dezelfde vragen worden tot in den treure gesteld, op zoek naar het ultiem zekere antwoord.

Of je nu viroloog bent, politieker, biostatisticus, epidemioloog of Madame Soleil: niemand heeft een glazen bol. Het licht is even zoek in duistere tijden, tenzij we onze eigen kerstverlichting nog even laten hangen tot de zon vanzelf weer tevoorschijn komt en zie ze laat zich, letterlijk, al zien.

Voorlopig is niets zeker, dat is tenminste één zekerheid.

 Laat dit nu voor eens en nog een tijd duidelijk zijn, dan komt er tenminste wat rust in jouw en mijn hoofd. En misschien, straks, ook een armprik.

 Mvg,

Frauke J.

 

Comment