Deze foto en alle Fraukefoto’s Herman Baert
Beste Lezer,
Men heeft het veel over motivatie de laatste tijd, en dat er zoveel depressies zijn. Ik hoop, lezer, dat jij nog niet bent aangestoken.
Daarom dacht ik onlangs: waarom niet eens met het goede nieuws beginnen, de fijne dingen des levens eerst in plaats van de doemscenario’s.
Recent was daar een goede aanleiding voor: ijsdagen een week lang.
Overal in het land lag er sneeuw, een stevig laagje wit bedekte onze daken, de straten, weiden en landschappen. Het leek wel een late kerstkaart. De schoonheid van het ongerepte kan me nog altijd verwonderen en kinderlijk blij maken.
Mocht ik nieuwslezer zijn, dan zou ik het nieuws als volgt beginnen: ‘Goedenavond beste kijker, ik weet niet of u het gemerkt hebt vanmorgen, maar het was gewoonweg prachtig. De wereld was voor het eerst sinds lang weer wit. De kinderen waren bijzonder blij met deze welkome afwisseling, sommigen kwamen vanmorgen op skilatten of met de slee naar school. Klein en groot hadden er plezier in om elkaar met sneeuwballen te bekogelen. Voor het eerst sinds lang konden we de woorden ijsbloemen, kristallen en ijspegels weer in de mond nemen’, en vervolgens: ‘Uiteraard heeft dit ook gevolgen op de weg…’
Maar deze goednieuwsshow ging niet door, de sneeuwwitte verwondering en pret werden al vlug bedorven met: ‘Het was bitter koud vorige nacht, de wegen lagen er gevaarlijk glad bij, er waren meerdere ongevallen (alhoewel het nog meeviel), vele auto’s bleken niet te starten.’ De autopechman deed zijn best om met zijn blijde boodschap van werklust nog iets te redden . Het mocht niet baten: ‘De brandweer moest uitrukken om ijspegels weg te halen die vervaarlijk afbrokkelden.’ Wie de ochtend niet gezien had zou denken dat we in een regelrechte chaos terechtgekomen waren.
Waar is de poëzie van de ijspegel gebleven?
Kortom: sneeuw, jawel - maar brrr en oei en auw.
Wie dacht dat sneeuw het nationaal geluksgevoel wat naar boven kon halen was eraan voor de moeite.
Gelukkig is er nog de weerman die ons straks zal verkondigen dat het peil van het grondwater gestegen is. Toch iets om naar uit te kijken!
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
In mijn vorige brief had ik het over de dame aan haar deur, en hoe ze vond dat iedereen er zelf maar wat van moest maken.
Niet iedereen was opgezet met haar woorden.
‘Zij heeft makkelijk praten’, opperde een lezer, ‘zij heeft haar leven al gehad en kan nu rustig naar de bomen kijken.’
Een ander vond dan weer dat de dame wel ergens gelijk had, maar dat er ook mensen zijn die het erg moeilijk hebben. ‘Neem nu die arme studenten en jongeren. Die dame ziet wellicht niet dat alle horecazaken gesloten zijn, zij komt niet in de stad.’
Net vandaag zag ik in de krant een artikel waarin ouderen stellen: ‘Wij hebben een zwaar leven gehad en maar weinig toekomst meer, we verlangen nog naar iets beters dan eenzaam zijn.’ En op een andere pagina las ik over de gesloten cafés en restaurants die dreigen failliet te gaan. Lezer, ik begrijp alle opmerkingen en berichten wel, en tegelijk vraag ik me af of het zin heeft om een wedstrijdje ‘Wie is de meest beklagenswaardige van het land?’ te houden. Of beter nog: van de wereld.
Trouwens, ik kan nog wel wat groepen bedenken die aan de wedstrijd willen deelnemen: allen die werkloos zijn, of niet weten hoe hun schulden af te betalen, de huishoudhulpen die dagelijks bij mensen aan huis komen, de mensen in de fabrieken die niet online kunnen werken en iedereen die het bordje ‘gesloten’ aan de deur heeft hangen.
Wie wil niet eens ventileren hoe zwaar het allemaal is, hoe diep het in het vel snijdt?
De vraag blijft echter of de mensheid, wie het ook is, geholpen is met het slachtofferschap.
Dat doen we toch ook niet met vluchtelingen, met mensen die een zware diagnose krijgen of ander onheil meemaken. We luisteren met mededogen naar hun verhaal, tonen begrip - maar hoe gaat het dan verder? Neem nu het Syrische gezin hier om de hoek. Enkele jaren geleden waren zij op de vlucht, alles kwijt, familie ver weg. Sindsdien hebben ze een hele weg afgelegd, hier en daar was er wat hulp maar veel hebben ze zelf gedaan: een taal leren, proberen integreren, kinderen naar school laten gaan, werk zoeken. De ouders waren in hun land bijna afgestudeerd aan de universiteit, nu is de man taxichauffeur: ‘Ik offer mijn carrière op om geld te verdienen voor mijn gezin, mijn vrouw kan hier verder studeren en de kinderen ook.’ Gelukkig was er een handvol mensen dat zich om hen bekommerde en hen vroeg: ‘Wat kunnen we voor jullie doen?’ Ja: ze dragen hun pijn en frustratie mee, ja: er blijft een zekere nostalgie naar het leven van vroeger (het leven is niet meer hetzelfde), een zekere hoop ook op ‘ooit teruggaan’. En toch zijn ze hier begonnen aan een nieuw leven. Het lijkt hen stilaan te lukken.
Misschien denkt u nu, lezer: ‘Maar dat is toch iets helemaal anders dan wat wij meemaken!’
Het is anders, zeer zeker, maar ergens ook weer niet.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Tussen de vele grijze luchten in was het plots, gisteren, opeens zonnig. Ik trok mijn wandelschoenen aan om door de stad te struinen. Hoe ogenschijnlijk saai mijn wandelingen ook zijn, straat in straat uit, hoe boeiender ik ze begin te vinden.
De ene keer valt mijn oog op een oranje-gele roos die een winterse bloei kent, dan weer ontdek ik een pas geverfd knalblauw huis op een onverwachte plek. Op een volgende wandeling ligt kinderspeelgoed, of boeken, gratis aangeboden, in een voortuin. De kerstverlichting siert hier en daar nog huizen. Ook mensen maken de wandeling interessant: de oude man die zijn hond vergeefs intoomt, de stoepkrijtende kinderen, de jongen in zijn looprek die elke dag wat verder komt, de jogster met telkens datzelfde deuntje in haar oor.
Gisteren zat een dame, op de zitting van haar rollator, wat winterzon te vangen aan haar deur. “Ik heb concurrentie van die boom daar”, zei ze, “zijn takken proberen mijn zon af te pakken.” Ze had een plaid rond de benen geslagen en zat rustig een koffie te drinken.
“Ge hebt het goed voor mekaar”, zei ik waarop zij antwoordde: “Ge moet er zelf iets van maken, want niemand doet het in je plaats. Met al het gezaag en geklaag komen we niet verder.”
Haar handschoen viel op de grond, ik raapte hem op en intussen gaf ze ongezouten haar mening over de mensheid. “Ik kan het niet meer aanhoren, altijd dat zelfbeklag! De ene keer over vaccins die niet snel genoeg gegeven worden, de andere keer dat ze niet snel genoeg geleverd worden, dan weer ergernis over niet op reis kunnen.
En indien er iets misloopt is de eerste vraag: ‘Wie heeft schuld?’. Eigenlijk zou men mensen beter leren inzien dat je het leven niet altijd naar je hand kunt zetten, en dat iets onverwachts altijd op de loer kan liggen. De kinderen leren dit nu helaas al doende. Wij volwassenen lijken soms zelf verwende kinderen die stampvoetend roepen dat we hier! en nu! en onmiddellijk! onze snoep willen, of anders gezegd: dat het moet lopen zoals wij dat wensen.¨ De dame was van respectabele leeftijd maar had het vuur van een militante. Ik probeerde haar betoog te onderbreken: “Het is blijkbaar uw missie om mensen iets duidelijk te maken, mevrouw”. “Welja”, zei ze, “dat hebt ge goed gezien. Indien de media het niet doen verhef ik mijn oude stem om mensen te doen inzien dat het in het leven niet altijd loopt zoals ge dat zou willen. De nieuwslezers met hun arrogante vragen zouden dat beter ook doen! Er zou pas echt iets nieuws verteld worden wanneer getoond wordt hoe mensen samen aan hetzelfde zeel trekken, ipv tegen elkaar uit te spelen. Alsof politici en virologen ons voor hun plezier vertellen dat het nu verboden is een reisje te maken.”
Ze nam een slok koffie en zei: “Ziezo, ik heb weer eens mijn hart gelucht, zo kan het wel weer verder”. Ze wuifde goedmoedig daaag met haar handschoen en ik vervolgde mijn allesbehalve saaie wandeling.
Er zijn blijkbaar nog zogenaamde ‘niemanden’ die hun stem willen verheffen, bedacht ik nog.
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Bij deze wens ik je een gelukkig nieuwjaar. Een gezond ook, al klonk dat nog maar een jaar geleden ietwat oubollig. We leefden toen nog in de gedachte dat we mits bewegen en gezond eten onze gezondheid helemaal zelf in handen hadden. Inmiddels weten we wel beter.
Een beetje ongebruikelijk, misschien, stuur ik je deze nieuwjaarskaart met een afbeelding van de zee. Wellicht had je sneeuw verwacht, en glitters of een spetterend vuurwerk, zoals gebruikelijk op kerst- en nieuwjaarskaarten.
Maar dit jaar lijkt een blik op de zee me meer geschikt voor een wens: een brede horizon en het heen en weer gaande water.
Welke luchten, welke wolken er ook aan de horizon verschijnen: de zee blijft komen en gaan, in een ritme van ebbe en vloed. Onverstoorbaar geduldig volgt zij dat ritme, en ook al springt ze soms wild om zich heen: ze houdt dezelfde kadans.
Ik hoop van harte, lezer, dat jij en ik en allen, in deze woelige tijden, het licht aan de horizon blijven zien. Dat wij, wat er ook op ons afkomt, onverstoorbaar in kadans blijven.
Elke dag brengt het nieuws wel een onheilsboodschap: over cijfers die stijgen, regels die te streng of te los zijn, vaccinatieplannen die vlugger moeten of net niet. Kortom, er is altijd wel iets dat het kan doen stormen in ons. Op zulke momenten zijn een open lucht en de rustgevende gedachte aan ebbe en vloed een zegen.
Mvg,
Frauke Jemand
Beste Lezer,
Het is vandaag kerstdag, het feest van de geboorte van Christus. Het is te laat, beste lezer, om je nu nog een kerstkaart te sturen; zoals bij elke verjaardag kom ik te laat, dus maar opnieuw een brief.
Tussen oud en nieuw mijmer ik graag wat over kerst en de sfeer van licht en warmte. In mijn jeugd stonden in ons dorp, in die periode, grote kerststallen, later waren er ook de versierde bomen. Ook in ons huis.
Voor een kind is het een bijzonder moment wanneer de boom opgetooid wordt met glinsterende ballen. Eigenlijk herbeleef ik bij dat werkje elk jaar een beetje mijn kindertijd. Betoverend vond ik de kaarsjes, die met een klem op de takken werden geschoven en, oh wonder: op kerstavond werden al die kaarsen aangestoken. Al die vlammetjes in een groene glinsterboom, ik stond er uren naar te kijken! Dit mooie gebruik werd, abrupt afgebroken toen op een kerstavond een brandend kaarsje omviel op een droge tak en de boom in de kortstmogelijke tijd in lichtelaaie stond. Meer nog: ook het stalletje, waarop bij wijze van sneeuw een laag watten lag, vatte vuur. De vlammen likten al vlug gretig aan het behangpapier. Van schrik vond ik er niet beter op dan naar buiten te rennen en luidkeels ‘braaand!’ te roepen. Geen mens te bekennen, het was immers kerstavond. Gelukkig waren mijn vader en mijn oudste zuster koelbloediger, en met natte dweilen hadden zij het vuur al snel onder controle. De drie koningen kwamen er gehavend uit, maar gelukkig bleven het kindje en zijn ouders ongedeerd.
Een jaar later hadden wij electrische lichtjes in de kerstboom, er heerste een verbod op kaarsen in huis en een absoluut verbod op nepsneeuw.
Die kerstlampjes waren destijds een nieuwe mode. Dit jaar is er veel zulk licht in deze donkere tijd. Het vraagt misschien wel enkele extra windmolens om al deze energie te behappen.
Het lijkt wel of kerst, meer nog dan de herdenking van de geboorte van Jezus, het feest van het licht geworden is. En wanneer je het nagaat, lezer, dan is ‘licht’ aanwezig in alle wereldgodsdiensten. Licht als baken, in de vorm van led- of andere lampen, kaarsen, vuur, olielampen, negenarmige kandelaars. De godheid die ons als lichtgevende leider de juiste weg toont uit het duister of ons aanmaant zelf het licht te zijn. Boeiend toch. Sommige godsdiensten vieren dagen lang het licht dat symbool staat voor leven, hoop, liefde, warmte.
Wij vinden dat licht, die hoop en warmte in de kerstperiode en in de overgang van oud naar nieuw. Dit jaar hebben we een extra dosis licht nodig, extra nood aan hoop. Stel je voor, lezer, dat we ons ook dit jaar nog met echte vlammetjes in bomen, op hagen en heggen moesten behelpen: dan zou vuurwerk op oudejaarsavond helemaal overbodig zijn.
Mvg en een hartverwarmende late kerstwens,
Frauke J.
Beste Lezer,
Net zoals jij, wellicht, maak ik op tijd en stond mijn wandeling. Graag dwaal ik rond in de stad op een stil uur van de dag. Vandaag kwam ik langs enkele laagbouwappartementen. In één daarvan van stond, op het gelijkvloers, een deur open. In de deuropening zat een oudere dame, een plaid om de schouders geslagen, de voorbijkomende wandelaars gade te slaan. Aangezien we in deze tijden, zelfs in de stad, al wat meer aimabel met mekaar omgaan, vroeg ik de dame hoe het met haar ging.
“ Oh, met mij gaat het wel”, zei ze geruststellend,“ ik heb al erger meegemaakt.” Het klonk luchtig en tegelijk waarachtig.
“Ik was net aan het bedenken dat ik acht jaar was toen het oorlog werd”, zei ze, “Ik bedacht ook dat mijn ouders, die hele winter, de rantsoenbonnekes telden om iedereen te eten te geven.”
“We leefden toen erg sober, want het huis van onze tantes was gebombardeerd, en we woonden met tien samen in één appartement. Het was uitkijken met eten: delen en nog eens delen. Ik herinner me ook nog dat de goede Sint zich niet heeft laten zien dat jaar. Als achtjarige wachtte ik, samen met wat neefjes, op de goedheilige man.”
Ze mijmerde verder: “Ook een kind begrijpt dat er iets ernstig aan de hand is: je bent bang, maar je kunt niet de vinger leggen op wat er allemaal gebeurt, en onze ouders hadden al zorgen genoeg, je hield je dus gedeisd.”
De dame was nu echt op dreef: “Waarom blijven de media, in deze tijd, de kaart van het slachtofferschap trekken? Ze kunnen ook kiezen, zoals mijn ouders vroeger, om de mensen aan te moedigen: ‘ Vooruit! We moeten er nu eenmaal door of je dat nu leuk vindt of niet’. “Ik ben daar niet slechter van geworden, eerder sterker”,sprak ze fel.
“De enigen die echt te beklagen zijn, dat zijn de hulpverleners en de doodzieken”, vond zij die de oorlog nog had meegemaakt.
“En dan al dat gedoe rond de eindejaarsfeesten”, zei ze nog en ik zag dat het oude vuur haar had aangestoken, “ alsof er zoveel reden tot feesten is dit jaar, met meer dan 17 000 doden op de teller”. De dame klonk niet boos, niet aanstellerig; ze sprak nuchter en rustig, met de herinnering aan een niet te onderschatten verleden.
We hebben nog lang gepraat, na een tijd bedankte ik de haar om een deel van haar leven met mij te delen.
Ik zette mijn wandeling verder, mij verbazend over de stille kracht van een 88-jarige dame.
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Er gaat geen dag voorbij of we krijgen tijdens een nieuwsuitzending beelden te zien van zorgverleners die met een wisser in de neus peuteren van mogelijk besmette mensen. Gisterenavond nog vroeg ik me af of we ook daaraan zullen wennen, net als aan afstand houden, geen handen schudden en elkaar niet in de armen vallen. Het zijn nu eenmaal andere tijden, en andere rituelen sluipen ons leven binnen.
Waar ik hoegenaamd niet kan aan wennen zijn de beelden uit de ziekenhuizen waar doodzieke mensen in operatiehemdjes, de benen wijd of liggend op de buik, met behulp van machines en zorgpersoneel vechten voor hun leven. Ik vind het herhaaldelijk uitzenden van deze beelden ronduit mensonterend.
“Ja maar”, zou je me kunnen terugschrijven, “de beelden zijn nodig om te tonen hoe ernstig het is.” En ik zou je antwoorden dat er waarheid in je argument zit, maar dat vrijwillige getuigenissen door patiënten of ex-patiënten dit net zo goed doen.
Akkoord: we krijgen geen gezichten te zien, maar hoe moet het voelen om telkens weer je familielid of jezelf tentoongesteld te zien voor heel Vlaanderen?
Hoe zit het eigenlijk met de privacy van een zwaar zieke mens die niet voor zichzelf kan opkomen? Hoe zit het met de privacy van een oud ziek mens die in een rusthuis overvallen wordt door een camera?
Overal die opdringerige camera’s: ik stel mij al langer de vraag of het zomaar mag om radeloze mensen, zwaar zieken zonder hun toestemming te filmen. (En dan zwijg ik nog over de verhakkelde dode lichamen in oorlogssituaties en de radelozen in een woelige zee.)
Ik heb me alvast voorgenomen een pancarte te maken die ik in mijn valies kan stoppen voor het geval het zover komt dat men mij naar het ziekenhuis brengt. Een kartonnen bord met daarop in reuzeletters: WENST ABSOLUUT NIET GEFILMD TE WORDEN of, straffer nog: VAN DEZE PERSOON MAG GEEN ENKEL LICHAAMSDEEL GEFILMD WORDEN.
In de hoop, lezer, dat dit je inspireert.
M.v.g
Frauke J.
Beste Lezer,
Het is vandaag niet alleen mooi herfstweer, maar ook de zoveelste dag van de tweede lockdown.
We plooien opnieuw terug op de kleine intieme kring van onze familie en/of dat ene knuffelcontact. Het is een vorm van ondergronds gaan, dacht ik en daarom stuur ik u deze mooie foto mee, gekregen van een goede vriend.
Ondergronds gaan kan uiteraard vele vormen aannemen: je kunt in een donker krocht terechtkomen, geen licht meer zien, je kunt in een wondere wereld van tunnels en ongekende gangen belanden, in een zoutmijn (ik zeg zo maar wat), je kunt in nauwe schachten verzeild geraken (ken je dat gevoel dat je noch voor- noch achteruit kunt?) - paniek dus, je kunt verloren lopen, je kunt het licht zoeken dat de uitweg wijst.
Beste lezer: mij inspireert deze foto om na te denken over wat ons overkomt en waar het naartoe moet.
Er is ons iets groots, iets wat we niet kunnen bevatten, overkomen.
Niet alleen ik maar de gehele samenleving heeft de boodschap gekregen: ‘je kunt erg ziek worden en je kunt er zelfs aan sterven’, en terwijl je nog van je verbazing aan het bekomen bent sterven opnieuw daadwerkelijk veel mensen.
Wij, die tot voor kort leefden in een land waar ziekte beheersbaar is, waar gedacht werd: als we maar gezond leven dan overkomt ons niets. Wij die dachten: we hebben het in de hand, ziekte, dat is iets voor anderen, meer nog: het stond niet op de agenda van ons maakbare leven. En in het ergste geval hebben we de ziekenhuizen, die witte steriele wereld waar wij niets mee te maken hebben.
Groot ongeloof dus wanneer heel de samenleving, en laat maar zeggen: heel Europa, in de ban is van een tweede golf. We voelen ons in het nauw, hebben inderdaad het gevoel noch voor- noch achteruit te kunnen. Voor sommigen onder ons leidt het tot ongeloof, ze vermoeden kwaad opzet, geloven in boze trollen… Anderen zijn boos en gaan op zoek naar schuldigen (‘hadden ze maar..’). Weer anderen proberen er het beste van te maken. We zoeken zekerheden: ‘wanneer is het gedaan?’, we zoeken een gids uit de donkerte: ‘de experten’, ‘de politici‘, een leider die ons de uitweg wijst. En tot onze verbazing (en voor sommigen zelfs woede) blijven experten en politici ook met vragen zitten. We willen ons vroegere leven terug, jengelen we. De ene keer vinden wij onze vrijheid te veel ingeperkt en de andere keer vinden we net dat er te weinig wordt beknot. Kortom: al die onzekerheid brengt ons in de war.
En zoals dat met ongekende ziektes gaat, is het afwachten hoe het evolueert, bouwen we iets meer zekerheid op door ‘voortschrijdend inzicht’ (al doende leert men).
Dat is heel nieuw voor ons, die al een tijd in ‘maakbaarheid’ geloofden. Plots doemen nieuwe of eigenlijk oude woorden op, zoals ‘geduld’ en ‘aanvaarden’. En net zoals wie ondergronds vast komt te zitten is het kwestie niet in paniek te geraken, het hoofd niet te laten zakken maar koel te houden en af te wachten tot de ellende voorbij is. En heel soms ziet wie ondergronds zit, wacht op de redders, toch nog een mooi beeld, zoals de u toegezonden foto en dat is dan een mooi cadeau.
Mvg.
Frauke J.
Foto Herman Baert
Beste Lezer,
Ook in deze tweede golf vraag ik me af: wat is nieuws en hoe breng je het? Meer nog: hoe lang blijft nieuws nieuw?
Vorige week hoorde ik om het uur op de radio over de nieuwe handhavingsmaatregelen en hoe Vlaanderen en Wallonië er tegenaan kijken. Het middag- en zevenuurjournaal hadden het opnieuw over dit thema en verder kwam in alle duidingsprogramma’s het c-woord, met kleine variaties op hetzelfde, ter sprake. Ik vraag me af of dit nieuws nog nieuw is, en of het niet eerder blijven herkauwen is, en net zoals dat met kauwgum gaat wordt het na een tijd een gortdroog prakje.
Dat Engelse spreekwoord ‘less is more’ lijkt hier op zijn plaats.
Daarmee bedoel ik echter niet dat de ernst van de zaak geminimaliseerd moet worden.
Ik pleit voor minder herhalingen. Waarom bv. niet twee corona-alert nieuwsuitzendingen per dag: één met de feiten, het nieuws van de dag en één met duiding van die feiten.
Stel je voor hoe het moet zijn voor ouders die naast telewerk ook kommer en kwelberichten krijgen over coronabesmettingen in de school van hun kinderen. Stel je voor hoe het is voor iemand die alleen thuis is, tegen de muren oploopt en via radio of tv probeert de gedachten te verzetten. Stel je voor hoe een oudere of wat angstige mens zich elk uur, opnieuw, moet voelen.
Coronamoeheid ontstaat niet alleen door de opgelegde beperkingen, maar ook door twintig keer per dag hetzelfde (dat dus geen nieuws meer is) te horen.
Daarom stel ik ook voor dat, naast twee keer per dag nieuws plus duiding, de radio- en tv-zenders van de nood een deugd maken en zorgen voor cultuur, opvoeding en amusement.
Neen, niet de zoveelste herhaling van de herhaling, dit is een gelegenheid om bv. kinderen te laten kennismaken met het circus, documentaires uit te zenden waarin we boeiende culturen en werelden leren kennen. Er mogen best wat meer goede films voor groot en klein getoond worden. Af en toe een kleine conditietraining tijdens pauzes, enkele prettig gestoorde workshops voor jongeren mag ook. Werkloze artiesten een podium bezorgen in alle genres en cabaret of comedy kunnen helpen om onze lachspieren intact te houden. De slimste mens eens omtoveren tot slimste coronakenner kan opvoedend werken. Naast mistroostigheid en schuldvragen mogen er ook story’s verteld worden over mensen die ondanks de situatie er wat proberen van te maken.
Kortom, beste lezer en nieuwslezer, het is een pleidooi om de slechtnieuwsboodschap kort en krachtig te houden en daarnaast veel tijd te voorzien voor humoristische, culturele, entertainende, opvoedende, diepzinnige programma’s. Het is een kleine denkoefening om het nuttige aan het aangename te koppelen.
Voel je vrij om er nog enkele suggesties aan toe te voegen.
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Vanmorgen liep ik langs het park en ik werd getroffen door de verkleurende bladeren aan boom en struik. Gelukkig, dacht ik, lezer, is er dit mooie kleurenspel, dat er ons aan herinnert dat het volop herfst is.
Ik zag een oude boom, zijn stam, de zwammen die er tegenaan schurkten en een klimplant die langs zijn stam slingerde.
Het stilleven straalde een soort samenhorigheid en natuurlijke schoonheid uit.
Het deed me denken aan ons mensen, de verschillende generaties, die genoodzaakt zijn niet alleen met elkaar samen te leven maar ook met elkaar rekening te houden. Ik wilde eraan toevoegen: in deze heftige tijden. Maar onmiddellijk overdacht ik dat grootouders, ouders, (klein)kinderen en andere mensen ten alle tijde in een natuurlijke harmonie zouden kunnen leven. Het wordt in deze heftige tijden misschien extra duidelijk. Hoe kunnen we dat klaren, vroeg ik me af. Elke generatie heeft zijn eigen besognes. En daar heb je het al: ‘elk zijn eigen besognes’, dat klinkt als eilandjes waarop iedereen zijn ding doet.
Misschien, lezer, keren we beter terug naar het beeld met de zwam en de klimop langs de boom. Elk heeft zijn taak, zijn functie: de zwam voedt zich aan de boom, hij kan hout vermolmen maar is ook geneeskrachtig, de klimplant kan wurgen maar ook groeien, de boom staat er sinds jaar en dag als een titaan: buigzaam en toch sterk. En meer nog, lezer: wie ernaar kijkt wordt geïnspireerd door hun harmonie.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Nog altijd in goede gezondheid? Dat hoop ik ten diepste.
Intussen bevinden we ons opnieuw in woelig water, een tweede coronagolf neemt ons in snelheid. Opnieuw minderen in plaats van meerderen inzake sociale contacten. We worden daar niet echt blij van, maar meer dan ooit hoor ik de gelaten uitspraak: ‘het is wat het is’.
Ik durf de hoeveelheid aan slechtnieuwsberichten in de krant wel eens diagonaal lezen, maar in de weekendeditie van eind september was er toch een bescheiden artikel, in de zijlijn haast, dat mijn aandacht trok.
‘Opnieuw preventieve tests in rusthuizen’.
Nu had ik er mij al over opgewonden dat voetballers en fietsploegen wel om de haverklap een test krijgen en zorgpersoneel, dat met zoveel mensen in contact komt, tijdelijk niet meer. Intussen las ik de geruststellende boodschap dat er weer meer tests voor zorgpersoneel van rusthuizen beschikbaar zijn, al was het criterium om te testen plots 100 besmettingen per 100.000 inwoners, waar dat oorspronkelijk 50 was. Terloops bijna werd in het bescheiden artikel ook nog gemeld dat een vakbond zich zorgen maakte om een verontrustende evolutie. ‘Een aantal werkgevers vraagt aan personeelsleden die positief hebben getest, maar geen symptomen vertonen, om te blijven werken.’ Er werd nog aan toegevoegd dat Sciensano benadrukt dat dat alleen in geval van hoge nood kan, bijvoorbeeld bij zwaar personeelstekort.
Wel, beste lezer, mijn haren rezen te berge. Het is intussen meer dan duidelijk dat bejaardentehuizen al langer dan vandaag kampen met personeelstekort. Het is ook bekend dat de pandemie zich daar razendsnel kan verspreiden. Wordt het de keuze tussen pest of cholera? Dus weinig verzorging wegens te weinig personeel, of verzorging met risico’s?
Ik dacht dat de boodschap luidde: blijf thuis wanneer je verkouden of ziek bent, en niet: blijf werken wanneer je besmet bent maar geen symptomen hebt.
Ik dacht, lezer, dat dit thema meteen breed uitgesmeerd zou worden in het weekendnieuws, maar - niets daarvan.
Wat niet weet niet deert, wellicht.
De komende weken zie ik met lede ogen aan.
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Blijkbaar heb je ook niet veel inspiratie over wat, gezien de opgaande coronacijfers, een verbindend project zou kunnen zijn. Maar laten we nu eens al die statistieken los, en kijken naar de realiteit. Het begint veelal bij een feestje, of een groep mensen die dicht bijeen waren, vervolgens verspreiden ze vrolijk en onwetend de opgelopen infectie in hun omgeving.
De nieuwste regels van de veiligheidsraad lijken op een versoepeling, een gemiste kans zeggen sommigen, anderen dat ze het niet meer weten, en de goegemeente, die lacht ermee.
Er wordt gepleit voor meer klaarheid, duidelijkheid en duiding, anders blijft het mis lopen.
Indien je het mij vraagt (maar niemand vraagt mij iets) is het eigenlijk poepsimpel:
hou minstens 1,5 meter afstand (maar sommige mensen kunnen niet goed schatten);
was je handen regelmatig (maar veel mensen vergeten dit);
draag een mondkapje in winkels en in publieke plaatsen (ook al staat het niet stoer);
hou je dichte contacten zeer beperkt en ontmoet de rest buiten of op afstand (maar sommige mensen kunnen het niet laten).
Duidelijker kan het niet zijn, het is enkel een kwestie van je deze regels eigen te maken.
De veiligheidsraad zit in de knoei met de kleurencode, Europa doet het dan maar in onze plaats: we kleuren rood.
Misschien is het verbindend project net om er naar te streven dat België niet rood, geel of zwart kleurt, maar groen.
Dan wordt de slogan voor de eerstkomende weken:
Straks het licht op groen, dat gaan we doen
Mvg,
Beste Lezer,
Er wordt gezegd dat een project, dat ons verbindt, nodig is om de coronamaatregelen blijvend vol te houden. Anderen spreken dan weer van een beloning, maar dit lijkt me verkleuteren.
Een verbindend project: waarom niet?. De vraag is natuurlijk wat dit zou kunnen zijn, wanneer je liefst zo weinig mogelijk nauwe contacten mag hebben, anderhalve meter afstand dient te houden en grote groepssamenkomsten niet aan te raden zijn.
Tijdens de lockdown was het al goed begonnen: zelfs in de stad werd een goede morgen geknikt, ’s avonds klonk er applaus en zelfs muziek in de straten. Er was een ‘in het zelfde schuitje’ gevoel dat op zich is zeer verbindend. Kinderen en volwassenen gaven elkaar uitdagingen (the challenge).
Muzikanten deelden hun muziek online, er ontstond een nieuw soort vrijwilligerswerk zoals boodschappen doen voor mekaar. Filmpjes van al dan niet gelukte broden of taarten werden gedeeld. In onze gezamenlijke angst voor het onzichtbare beest ontstond een ouderwetse rustbiedende gezelligheid.
Alles veranderde toen iedereen de rekensom begon te maken van wat werd gemist en wat dit zou kosten, zowel aan geld als aan inspanningen. Iedereen begon letterlijk en figuurlijk voor eigen winkel te spreken, de vrolijke deuntjes veranderden al vlug in weeklachten. En dat was spek voor de bek van de media: elke dag een onheilsbericht over wat we al dan niet verondersteld werden te missen.
En wat toen het licht nog niet gezien had waren de werkelijke gevolgen voor al wie in een moeilijke situatie zit: financieel, psychisch of qua behuizing.
Aangezien we nog behoorlijk wat tijd moeten doormaken met onze onzichtbare vijand vraag ik me af, lezer, hoe we het tij kunnen keren. Met andere woorden: hoe maken we van de nood een deugd? Misschien ligt de uitdaging toch in de eerder schuchter op gang gekomen solidariteit.
Solidariteit in familie en buurt is best haalbaar: iemand een goeie morgen of middag wensen kost niets, een praatje op afstand lukt ook wel, maar wat met het grotere project? Zorgen dat we met zijn allen, klein en groot, oud en jong, arm en rijk, veilig de overkant bereiken - hoe doen we dat?
Wordt het een slogan: ‘samen in dezelfde schuit, recht door zee’. Of ‘Hop naar zero besmettingen per dag’? Of ‘Van baby tot oma: wij doen mee’? ‘Geef me je hand dan bereiken we samen de overkant’
Of is het beter een vraag te stellen: ‘Wie helpt ons samenleven met een onzichtbare vijand? …
Ik tuur naar de blauwgrijze luchtaan de horizon,beste lezer, en verzin zomaar wat, voorlopig kom ik niet veel verder. Al zou ik dat best willen, maar alleen is maar alleen.
Heb jij een idee? Indien wel, dan mag je het mij gerust laten weten, dan wordt het misschien: ‘Samen sterk’.
Mvg,
Frauke Jemand
Beste Lezer,
Soms vraag ik me af of ik je nog wel lastig mag vallen met mijn gedacht over het nieuws van de dag. Wanneer ik echter al die opinies over corona zie verschijnen - de open brieven, figuren die met hun visie op de maatregelen in het nieuws willen komen - dan denk ik: waarom zou ik je mijn mening onthouden? Waarom zou een nobele onbekende, een niemand die ook iemand is, niet ook een mening mogen ventileren? Het lijkt wel alsof vandaag iedereen expert is. Ik wil best geloven dat er een veelheid aan experten bestaat, maar in deze pandemie en de ontwikkelingen die zich voordoen hecht ik toch meer geloof aan de visie van virologen dan van pakweg economen. Wanneer eender wie met losse flodders begint te schieten en uitspraken doet zoals: ‘is het wel nodig dat we elke dag de cijfers horen?’ ‘Zijn mondmaskers wel nodig?’ zijn we ver van huis.
Andere experten kunnen beter de gevolgen van de pandemie op hun domein benoemen, zoals het geestelijk leed, de economische gevolgen: dan bemoeien ze zich met hun eigen zaken. Een groentenverkoper vertelt de boer toch ook niet hoe hij de ziekte in zijn aardappelen moet bestrijden. Hoogstens kan hij de boer vertellen dat zijn verkoop van aardappelen gekelderd is door de ziekte. Het is een kwestie van ‘schoenmaker blijf bij je leest’.
Bovendien kun je je de vraag stellen of alle onderlinge meningsverschillen in de pers moeten komen; zijn de tijden niet al verwarrend genoeg?
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Ik heb je al eerder geschreven over ‘kwetsbare mensen’ en ook over moedige mensen. Wie ik tot nu toe bijna vergat zijn de kinderen en de jongeren. En zijn net zij niet bij uitstek kwetsbaar en moedig? Kwetsbaar omdat ze nog aan het begin van hun leven staan, er staat nog zoveel te gebeuren, goede en kwade dingen.
Kunstwerk te zien in Labiomista Koen Van Mechelen
Ze groeien op in een ingewikkelde wereld met behoorlijk veel problemen. En toch zoeken zij zich moedig een eigen weg in deze complexe doolhof. Ze hebben hun eigen dromen.
Toen het tijdens de lockdown zo stil was in mijn straat miste ik het jonge geweld dat anders mijn deur al joelend en schreeuwend voorbij rent.
Zeer binnenkort openen de scholen, en ik hoop dat dit speels lawaai dan opnieuw de straat vult, en vooral ook dat het zo lang mogelijk mag blijven duren. De ouders en onderwijzers zijn blij, de kinderen zijn blij, vooral om eindelijk hun vrienden terug te zien. En dat vind ik toch het moedige aan kinderen: dat ze het al die tijd allemaal over zich heen hebben laten komen, online leren, thuis blijven, weinig buiten spelen... geen of weinig vrienden zien.
Zelden heb ik kinderen in de lockdown horen klagen of zagen, of werd er gewoonweg niet naar hen geluisterd?
Wat hebben alle jongeren gedaan deze vakantie, nu zoveel festivals waren afgeschaft? Behalve hier en daar een schermutseling, behalve hier en daar een fout feestje hielden ook de jongeren stand.
Of zijn kinderen en jongeren meer flexibel, hebben ze een speciaal talent om zich aan te passen aan de onvoorspelbaarheid van de wereld?
Blij ben ik, dat ze opnieuw hun vertrouwde schoolbank mogen opzoeken, zij het wat meer uiteen en hier en daar met mondkapje. Van harte wens ik hen toe dat ze het dit schooljaar mogen houden bij code geel en niet alle kleuren van de regenboog zien.
Met vlag en wimpel zal ik hen op dinsdag 1 september de straat uitzwaaien en tegelijk zal ik in stilte ook denken: ‘ah, lopen ze dan straks toch weer allemaal in de pas of mogen ze wat lockdownuitdagingen behouden?’’.
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
In de kranten wordt regelmatig aan BV’s gevraagd voor wie ze bewondering hebben. Aangezien ik geen bekende Vlaming ben stel ik mezelf de vraag wie ik bewonder. Ik moet daar niet lang over nadenken, want er zijn wel wat moedigen naar wie ik opkijk. Mijn grootste bewondering gaat toch uit naar ‘de virologen’.
Avond na avond, en dat nu al maandenlang, draven ze op in allerlei nieuwsuitzendingen; ik denk bij mezelf: ‘jullie doen het toch maar’. Met engelengeduld leggen zij opnieuw en opnieuw het belang uit van afstand houden, en dat handen wassen zo belangijk is.Telkens weer proberen ze mensen te motiveren om zich aan de bubbel te houden. Met verve verdedigen zij alle niet zo populaire maatregelen: mondmaskers, bubbels, winkel- en vakantiebeperkingen.
Ze ondergaan deemoedig betweterige opmerkingen zoals ‘is het niet te vroeg?’, ‘was dit niet te laat?’, ‘had u dit niet kunnen weten?’, ‘de mensen si, de mensen la’…
Want er is wel altijd iemand die een andere mening heeft, een onderzoek dat iets anders vertelt of zelfs een verongelijkte collega die zijn gelijk in de media wil halen. Ze aanhoren, in alle rust en kalmte, het geklaag, het gezaag van de ontevreden burger die niet mag feesten, te weinig mag reizen, enz… Iedere keer opnieuw zetten ze aan tot redelijkheid en proberen ze het gezond verstand te doen zegevieren boven alle emotie. Om eerlijk te zijn: ik maak me wel een beetje zorgen om deze experten die avond na avond een lans breken voor de coronamaatregelen. Straks hebben zij een burnout (of hoe dat ook heet).
Dikwijls vraag ik me echter af: waar zijn de politici in dit verhaal? Hebben ze belangrijker zaken aan hun hoofd? Waar zijn de leiders van het land die hun experten luidop steunen? Zijn ze bang stemmen te verliezen? Heb ik het mis dat zij vooral optreden in de goed nieuwsshow, nl. het versoepelen van maatregelen? Dan nog schuilen ze onder de paraplu van alweer de virologen, voor het geval dat er iets mis gaat. Raadt u al, lezer, wie het zal gedaan hebben indien dit gebeurt?
Juist: “Want het mocht van de virologen”
Mvg
Frauke J.
Beste Lezer,
Zonder het te beseffen leren we eigenlijk best veel bij in deze bijzondere tijden. We leren bij over onze gezondheid, over het effect van een virus op de mensheid. We leren grafieken verstaan, omgaan met cijfers.
Door dit virus kennen we intussen een amalgaan aan nieuwe woorden: bubbel, cluster, mondkapje, de anderhalve meter, lockdown, staycation… en ga zo maar door.
Het moeilijkste woord vind ik toch wel ‘kwetsbare mensen’: het is geen nieuw begrip maar het is ingewikkelder geworden. Daarom wil ik er even bij stilstaan.
Wie is vandaag ‘een kwetsbare mens’?
Vroeger was dat duidelijk: mensen die geen dak boven hun hoofd hadden, geen geld (maar schulden) om voldoende eten of kleding te kopen. Maar vandaag zijn er een heleboel categorieën ‘kwetsbare mensen’ bijgekomen. Het was verschieten voor alle 65-plussers dat ook zij plots bij de kwetsbare ouderen horen. Vorig jaar vonden zij voor zichzelf nog het vitale woord ‘Jagger’ uit, en nu dit.
Al wie in een instelling verblijft en ouder is dan twaalf, is tegenwoordig ‘een kwetsbare mens’, en al wie door corona zijn job kwijt is, de zaak moet sluiten, geen culturele evenementen meer kan organiseren eigenlijk ook.
Wanneer je er wat dieper over nadenkt zijn we eigenlijk allemaal kwetsbare mensen want we zijn allemaal, meer dan ooit, sterfelijk. Jamaar, zie ik je nu tegenstribbelen, lezer: de ene mens is toch zoveel kwetsbaarder dan de andere, en dan hebben we het over in het ziekenhuis belanden. En ja, daar heb je een punt. Maar wie net een zaak is begonnen en zware schulden heeft, is toch ook erg kwetsbaar. Of de afgestudeerde die nu een job moet zoeken. Of wie omwille van allerlei redenen op dit ogenblik moeilijk zijn weg in het leven vindt en nu met kleine en grote bubbels nog meer getroffen wordt: die is toch ook erg kwetsbaar?
Kortom, er zijn vele vlaggen die de lading dekken - je zou er het noorden bij verliezen!
Misschien benoemen we beter de problematiek van mensen dan ze allemaal onder één paraplu te schuiven. Wat denk jij, lezer?
Mvg,
Frauke J.
Beste Lezer,
Dacht jij ook dat we opnieuw in betere tijden zouden terechtkomen? Een kwestie van wat ademruimte vooraleer het spel, in het najaar, opnieuw op de wagen zit. Vakantie vieren, al dan niet in Nieverans, het beest blijft ons in zijn greep houden. We hebben nog maar net een eerste golf achter de rug en daar komt al een tweede aangespoeld - en voor we het weten is het vloed. Maar dat wil niemand.
De regels worden weer wat strakker en de bubbels kleiner.
Hoe slagen we erin op het droge te blijven? Is het kwestie van ver van de vloedlijn te blijven? Is het beter in het zand te staan? Of rechtsomkeer te maken en te zorgen dat we verdrinken noch verzanden? Het is een moeilijk zoeken naar evenwicht tussen gezelligheid in zomertijd of je terugtrekken in je kluis.
Met de verkleinde bubbel op het droge in Nieverans: dat lijkt me wel wat.
Mvg,
Frauke J.